Storm

De eerste dag van de kalender-herfst viel samen met de overgang naar koeler weer. Overdag is het nog zomers zonnig, maar aan de uiteinden is een ander jaargetijde begonnen. Er moesten jassen aan; er werd een extra deken op het bed gelegd. De gebruinde bladeren van de druif knisperen in de wind, en vallen nauwelijks hoorbaar op de stenen bij de achterdeur.

En zij is steeds heel boos, hoe het komt weet niemand, maar zij wil mensen slaan, en stampend door de ruimte gaan. Dat de ochtend telkens sneller wegtikt, en dat zij dan kranten leest in plaats van boeken; ze liggen als een waaier om haar stoel verzameld, het worden er steeds meer. Dat de volle maan haar hormonaal ontregelt; ze bloedt al bijna vier weken, er lijkt geen einde aan te komen. Dat de katten de plantenbakken op het terras bevuilen. Geregeld stormt ze uitzinnig naar boven om de beesten – die het in feite ook niet kunnen helpen – krijsend te verjagen. Dat er getoeterd word op de snelweg, wanneer zij voor het eerst weer rijdt; de klap resoneert nog steeds in haar lijf. En dat iemand niet luistert naar haar verhaal, niet werkelijk – verdriet en boosheid liggen dan dicht bij elkaar.

Op de radio werd een documentaire besproken, daarna huilde zij stilletjes vanbinnen, Het ging over de gedupeerde ouders, ook zoiets. Het nieuws, al het nieuws, kan zij nu niet verdragen. Het is te veel, er is zo weinig hoop. De beelden. Van mannen in nette pakken, die elkaar lachend met de ellebogen aanstoten. Zij beloven van alles, maar er lijkt niets te gebeuren. Wat nu écht belangrijk is verandert niet. Een campagne is aangepast, minder vlees eten werd eruit gehaald omdat het gevoelig ligt. Kom niet aan mijn gehaktbal. Woest wordt ze ervan.

Door de deur van de leskamer dwarrelt Ide were de keuken in; de melancholische melodie van het liedje doet haar stilvallen. De zanger geeft achter die deur onverstoorbaar zijn lessen – waar hij liever zou zingen, maar hij klaagt nooit. Hoe hij twintig jaar geleden in zijn witte Afrikaanse jurk en op blote voeten, haar leven binnen wandelde. En er sinds die tijd even onverstoorbaar voor zorgt dat zij haar kalmte hervindt. Zodat zij in de avond het jongste kind kan voorlezen uit De kleine Prins, en daarna met de oudste een stamboom van de familie uitschrijft, dat moest voor Engels. Het is dan al donker, de ramen aan de overkant werpen hun gele licht naar buiten, het kind is heel moe. En de moeder stelt haar kind gerust, zodat ze goed kan slapen.

September

Iemand vroeg wat zij hierna ging doen. Ze vertelde dat ze soep ging koken, ze had pompoen gekocht op de markt. Soep voor de verjaardag van het jongste kind. De eerste pompoensoep van het jaar, daar werd ze blij van. Hoewel ze geregeld twijfelde over haar bestemming, wist ze één ding al heel lang zeker, dat ze dát het liefste deed.
En daags nadien fluistert hij het in haar oor. Hij zegt: ik weet dat jij doet wat nodig is, voor jou, voor iedereen. De dingen die zinvoller zijn dan geld verdienen. Waar zij onzeker is, houdt hij haar in de vroege ochtend vast. De hemel boven de huizen aan de overkant kleurt langzaam roze.

Het oudste kind fietst sinds kort de andere kant op. De tas is inderdaad loodzwaar, maar ze heeft een kluisje, dat scheelt. Het zat eerst te hoog, ze kon er niet bij; toen heeft ze een ander kluisje geregeld. Voor het jongste kind ben je nog een baken. Zij gaat nu ook alleen, je wacht op de stoep voor het huis tot zij de hoek om is gefietst; je zwaait haar vanuit de verte na.

En zoveel dingen. Er ligt gras op de vloer, onder de eettafel in de kamer. Havermout kleeft aan de rode kommen van het ontbijt. Een groene Adidas tas met een vergeten dopper slingert rond. De was. Altijd de was.
En ’s middags bij de thee een spelletje, dan liggen jullie samen op het vloerkleed in de voorkamer. Luisteren naar een cd van een film die je ooit zag, die toen een hit was; jij viel halverwege in slaap, omdat je te veel rode wijn had gedronken; je herinnert je niets van het verhaal.

Zoveel dingen. Boeken inkopen. In een grote, kale hal. Buiten is het ongenadig warm; de zon brandt op het asfalt, maar dat merkt niemand. De vrouwen die in de boekhandel werken. Nieuwe mooie zinnen. Net zoals je zelf in de vroege ochtend zinnen schrijft, en onderzoekt of de beelden die je bij je draagt vruchtbaar blijken. Vergeleken daarmee is boeken inkopen van anderen gemakkelijk: het is duidelijk en concreet. En je wordt hiervoor betaald, dat scheelt ook.

De naderende herfst brengt een zekere tristesse met zich mee. Ook zo’n cliché, maar het is gewoon zo. In de middag lig je diagonaal op het gebloemde dekbed. In de boekenhal kreeg je het nieuwste boek van de Ierse schrijfster. Haar eerste boek schreef zij in drie maanden, met haar tweede brak ze werkelijk door, en nu is zij een superster. Een suite van Rachmaninov voor cello en piano klinkt zachtjes op de radio. Zo treft de jongste dochter haar moeder aan; ze is in slaap gevallen. Haar blauwe zomerjurk is omhoog gekropen over haar blote bovenbenen. Een sliertje speeksel is achtergebleven op het kussen. Gaan we zwemmen mam?

Zoveel dingen. Je eigen koers blijven volgen; de tijd nemen voor wat je wilt doen. Boeken lezen en soep koken, dat is feitelijk waar het over gaat.