
In een winkel net buiten het centrum verkopen ze tweedehands spullen, vooral kleding, maar ook boeken en meubels. Je ziet daar een laag tafeltje; een soort vierkant dienblad op pootjes. In gedachten ga je naar de kamer thuis, de nieuwe indeling met de bank in de achterkamer, en meer ruimte voor het stugge geknoopte kleed, waar je nu zo heerlijk op de grond zit met thee, om spelletjes te spelen met de kinderen. Je rekent het tafeltje af bij de lieve vrouw die doof is aan één oor – net als het jongste kind.
Op de stoep voor de winkel tref je de kleuterjuf. Als zij een vraag stelt, luistert ze echt naar het antwoord, en wat ze zelf vertelt is nooit zomaar iets. Ze heeft een compact, tanig lichaam en rozige wangen die de sporen dragen van veel buitenlucht. Heldere ogen, in haar oren twee kleine gouden hangers met een lichtgroen steentje. Ze praat langzaam en articuleert duidelijk; ze kijkt je aan.
Later denk je weer aan haar, die de juf was van het jongste kind. Het kind dat nu naast je fietst op de snelle fiets, de sportfiets die je vijftien jaar geleden kocht om mee door de duinen te fietsen, bij wijze van sport. Dat doe je al lang niet meer, en intussen is het kind bijna groter dan jij. Jullie fietsen naar een nieuwe school, de enige school die je daadwerkelijk vanbinnen kunt zien. Jij vindt het spannend, het kind niet. Op het plein parkeert zij de grote fiets achteloos tussen de andere fietsen en loopt naar de ingang. Ze gaat de school in zonder nog om te kijken.
En jij fietst bedachtzaam een klein stukje terug richting het dorp. Een laan met bomen vormt de grens tussen het scholencomplex met sportvelden, en het natuurgebied dat ernaast ligt. Waar je hoopte thee te kunnen drinken in een dorpscafé blijken alle deuren op dinsdagmiddag gesloten. Alleen bij de bakker kun je terecht; daar bestel je een glas kokend water met een zakje pickwick thee. Op de toonbank staat een hoge plastic vaas met paaseitjes in allerlei kleuren; je kiest er vier uit en eet ze achter elkaar op. Een vrouw met grijze krullen die ze met een speldje naar achter heeft gestoken, zet een glas voor je neer op het witte formica blad. Ze wil graag kletsen, er is verder niemand. Haar zoon zit ook op die school, ze lijkt dat niet bijzonder te vinden. Als het goed gaat met je kind, heb je er als ouder niks te zoeken, ik ben er de laatste jaren niet meer geweest. Er viel wel veel weg, dingen gingen niet door, dat was jammer voor hem.
Zelf voel je wel een zekere opwinding. Niemand gaat toch zomaar naar het gymnasium? In jouw familie is zij de eerste. Je bladert door de krant, denkt eraan hoe ze als kleuter, ze was toen al groot, voor het eerst naar school ging. Hoe ze bedachtzaam kon kijken als ze luisterde naar de juf. Hoe heerlijk ze het vond toen ze als oudste kleuter extra taakjes kreeg. Ze timmerde een poppenbedje en maakte er een dekentje bij, van de juf kreeg ze een gebreide kabouter om erin te leggen. Nog jaren heeft het bedje op haar kamer gestaan.
Je kijkt naar buiten, het begint te regenen, je rekent af en haalt de zwart met rode regenjas uit je fietstas. Op het plein staan meer ouders te wachten, het regent steeds harder. Dan komen de kinderen naar buiten. Zij is ook hier bijna de grootste. Zelfs de brugklassers van dit jaar lijken kleiner dan zij. Mag ik mijn regenjas is het eerste wat zij zegt, verder komt er geen woord. Tegen de wind in, de striemende regen in het gezicht, terug naar huis. Bij het viaduct, waar het fietspad onder de provinciale weg doorbuigt, zegt ze: we kregen Frans en Wiskunde. We moesten een gesprekje voeren en een ingewikkelde som uitrekenen. Er zaten ongeveer twintig kinderen in het groepje. Ze klaagt niet over het weer of de afstand, ze trapt stevig door. Thuis trek ik mijn onesy aan en wil ik een kop thee is het enige wat ze erover zegt. En dat haar spijkerbroek ze akelig tegen haar knie plakt, en dat ze langzaam natte sokken krijgt.
De volgende ochtend liggen er takken op straat; een boom is omgewaaid. Dan regent het niet meer en is de lucht licht, in het park bloeien de sneeuwklokjes. Haar vader zegt: als je voor deze school kiest, krijg jij ook een snelle fiets, die kopen we dan nieuw voor je in de winkel. Maar zij laat zich niet tot een oordeel dwingen, ze heeft haar keuze nog niet gemaakt. En in de middag spelen jullie weer het spel met de treinen, op het kleed in de achterkamer.