De taal van de dingen in huis – vrij naar Lydia Davis

Voor N.

Tot haar verrukking komt na tien dagen de snijbiet op. Minuscule blaadjes hebben zich door de aarde naar boven gewerkt; ze richten zich nu naar het licht, op hun fragiele stelen. De nachten zijn koud, soms zelfs nog met nachtvorst, maar overdag wordt het steeds aangenamer, en de achterdeur blijft open. Dat je dat gewoon kunt doen, snijbiet planten, en dat het dan ook daadwerkelijk opkomt.

De taal van de dingen in huis – dat is de titel van een boek dat zij naast haar bed heeft. Het is van een Amerikaanse schrijver, zij wordt geroemd om haar korte verhaal, dat soms zó kort is dat het maar één alinea beslaat. Daar heeft de schrijfster dan wel – zo las zij in de essays – maanden op gezeten, soms nog langer. Het gaat niet vanzelf, het gaat nooit vanzelf, al lijkt dat soms zo. De verhalen in deze bundel vielen wat tegen, zij las andere die ze beter vond, maar de titel is zo mooi, daarom ligt het er nog.

Dat zijzélf zoveel over het gezinsleven schrijft – dat was iemand opgevallen, die vond daar iets van. Zij is toch ook boekverkoper, en ze is zelfs gevraagd voor een literaire jury, om boeken te beoordelen. Waarom het daarover nooit gaat.
Het verbaast haar, deze observatie, die van een dierbare meelezer komt. Jij kiest het onderwerp niet, het onderwerp kiest jou – dat is al eerder gebleken. Het gaat om de ontvankelijkheid. En dan valt er iets in, er haakt iets aan; een kleine kiem, het begin van alles.

En in dit leven, dat zo dichtbij is, schuilt het grote dat ze zichtbaar wil maken. Dat probeert ze steeds weer. Dat ze boeken verkoopt en een prijs uitreikt, is niet waar het om gaat. Het zijn de mensen en de dingen in huis – want wie vertelt hun verhaal als zij dat niet doet?

Een zwarte bakpan, die heel mooi is, en die ze van haar ouders kreeg. Het was een jaar geleden, een cadeau voor haar trouwdag. Ze wist waar ze hem moest kopen, een specifieke winkel in Amsterdam, daar werken kundige mensen, en ze hebben er heel veel. Hoe vaak ze hem zou gebruiken en waarvoor? Verschillende soorten liet hij zien; verschillende maten en prijzen. Hij sprak enthousiast en dat werd zij ook. Ze koos een eenvoudig model van gietijzer. Een goede keus, die bakt steeds beter. Dan heb je nooit meer iets van teflon nodig, en dat wil je ook niet meer, want dat is giftig en vergaat haast niet.
Zij ziet zichzelf teruglopen, verguld van de nieuwe aankoop, die zwaar rust in de tas op haar rug. En de jongen in de winkel had gelijk, ze moesten er aan wennen thuis, dat-ie zo zwaar is, en zo heet wordt, ook de steel. Maar dat is juist zo fijn, want hij bakt fantastisch, heel gelijkmatig en alles lukt.

Wanneer ze in de vroege ochtend de deur in de keuken opent, wanneer ze de bak met kleine plantjes ziet staan – dan trekt er een glimlach over haar gezicht. Zo gemakkelijk kan het soms zijn, dit groeien gaat vanzelf.

Een vrouw in stukken

Een broek die roodkleurt tijdens een evenement, je dacht dat iedereen het zag en schaamde je dood. Terwijl: daarvoor wil je je juist niet meer schamen, dat hoort er gewoon bij. Een samengesteld bosje bloemen; ze worden ingevlogen uit verre oorden, en niemand weet meer wanneer ze werkelijk bloeien, je krijgt ze steeds weer en kotst ervan. En de stofzuiger staat opnieuw werkloos midden in de kamer, maar nu met een andere reden. Het leven! Een vrouw! De grilligheid!
Je wilt lezen, schrijven, en vindt er de tijd niet voor. Alleen de korte momenten die overschieten tussen de afwas en touwtjespringen. Draaien met twee kleuren, een groen en een paars touw van plastic, zwaaien met twee armen als een yoga oefening. De monomane concentratie, het doorwerken, dat bestaat nu gewoon niet. De focus wordt sowieso steeds minder, de aandacht raakt versnipperd. Straks is ze helemaal verdwenen, en kunnen we alleen nog maar swipen. Dan valt alles in stukken.
Je gaat de keuken in en trekt een schild tussen jou en de wereld. De reuk is nog steeds niet zoals die moet zijn. Geurhallucinaties – een vieze lucht die voortdurend in je neus zit, zonder dat je de bron ervan kunt traceren. Uit arren moede rook je in de deuropening een halve sigaar. De rook dwarrelt naar binnen, het waait heel hard. Zo gaat het steeds, zo gaat het altijd, en meestal is het goed, je geniet daar ook van, het is niet dat je dat niet ziet, maar soms neemt iets anders het over, dan is er geen verweer.

Na twee uur slapen word je wakker. Je drukt een pijnstiller uit de strip, zo’n roze gladde die gemakkelijk naar binnen glijdt. Boven het bureautje hangt een ingelijste foto van een vrouw; een uitgescheurde reclame voor een toneelstuk. Je vond het beeld zo mooi; van de oudere vrouw in een rommelige kamer, zij zit achter een piano maar daarvan afgewend, haar blik in de verte. Pieces of a woman – zo luidt de titel van het internationaal bekroond stuk. Je hebt het niet gezien, zult het niet zien, maar het beeld hangt in de slaapkamer boven je bureautje. Stukken van een vrouw.
In het donker hebben de gedachten ruimte alle kanten uit te gaan. Je wilt ze vasthouden en tot morgen bewaren, ze dan tot een eenheid smeden. Maar voor je het licht weer aangeknipt hebt om ze op te schrijven, in het kleine boekje dat om die reden naast het bed ligt, ben je weer in slaap gegleden. En wanneer de eerste vogel zingt, met een lied dat uit twee tonen bestaat, zijn de zinnen inderdaad verdwenen, en heb je spijt dat je het lampje in de nacht niet hebt aangedaan.

De volgende dag was een kind ziek. In de nacht leek het heel erg, haar voorhoofd gloeiend in het donker van haar kamer. Je dacht, dit wordt niks, die kan morgen niet naar school. De dag erna viel het mee, maar toch bleef ze thuis. Een kopje thee, een lekker brood dat je speciaal gekocht had bij de goeie bakker; een zacht geel brood met abrikozen erin. Jullie sneden er plakken van, dikbesmeerd met boter.

Later drink je koffie voor je naar huis gaat. Om het tussengebied tussen hier en daar, tussen functioneel in het ene of andere opzicht, nog even op te rekken. Dan kun je eindelijk de gedachten laten dwalen. De verbeelding schuilt in de beelden die je opmerkt, neerschrijft en bij elkaar probeert te brengen. Het beeld van een schrijver in het wit met een klein hondje; de plastic zakjes die als vrolijke groene strikken aan de lijn geknoopt zijn. Een andere schrijver met een lachend gezicht en warrig haar dat nonchalant-artistiek rechtop stond. En de oranje vrachtwagen, glimmend gepoetst, zoals een speelgoedautootje maar dan heel groot. Een slang werd aangekoppeld, met een hendel en een klik, die zo fijn klinkt. De putdeksel ging open en de slang hing erin. Wat er gebeurde was onduidelijk, maar het was functioneel en iemand moest het doen.

Je staart uit het raam, fietsers die voorbij komen, een stoplicht springt op rood, op groen en dan weer op rood.

Het zijn nog steeds losse stukken, je krijgt ze niet bij elkaar, maar hoe erg is dat eigenlijk. Het leven, een vrouw. Een vrouw in stukken.

Zij verzamelt zinnen waar ze gaat

extra editie bij een jaar Een leven in scènes, voor de trouwe fans en lezers van het eerste uur

Na zeven jaar verscheen een nieuwe editie van het woordenboek. Dit was een heuglijk feit, er was naar uitgezien, het werd een item in het achtuurjournaal. Het zijn ook nu weer drie dikke delen, gebonden boeken in een gekleurde band. De belettering is anders: gemoderniseerd, je zou haast zeggen hip. Het hele pakket ziet er indrukwekkend uit, je krijgt zin om het aan te schaffen, er zomaar wat in te bladeren.
De hoofdredacteur van de omvangrijke cassette – met een naam die in niets aan taal doet denken, eerder aan eten, al is alles natuurlijk taal – sprak erover voor de radio. Hij hield een gloedvol betoog: waarom een papieren lexicon te verkiezen zou zijn boven de online variant. Omdat je dan op verrassingen stuit, toevallige woorden tegenkomt waar je niet naar zocht maar die je nu wel vindt.

Hoe het werkt in je hoofd, hoe letters woorden zinnen maken. Zinnen die betekenis hebben, en een coherent geheel blijken te vormen. En dat je daarmee een verhaal schrijft. Hoe het ontstaat, hoe het schijnbaar toevallige samenhang krijgt. Het is een raadsel dat steeds weer verbaast.
En dat je met taal dingen kunt doen, werkelijk een daad stellen. Daarover leerde je al tijdens je studie, er was een heel vak dat daarover ging. Maar het lijkt wel alsof je het nu pas ten volle snapt: wat jij doet ís iets. Een jaar lang in alle vroegte je potlood slijpen. De boom voor het huis bloeit weer, witte sneeuw op witte bloesem, wanneer je opkijkt kleur de lucht voorzichtig donkerblauw in plaats van zwart.

Een compliment van de professionele lezer; hij kruiste je pad, nog niet zo lang geleden. Het maakt dat je op deze doordeweekse maandagochtend de stofzuiger links laat liggen; het ding staat midden in de kamer maar je wendt je af. Je richt je blik op het zwart-gele schrift dat voor je ligt, om te doen wat je wilt doen. De zelfgecreëerde methode, van met de hand, met potlood, gewoon beginnen, altijd weer – en zo wat vanbinnen sluimert tevoorschijn te halen.
En als je daarna opstaat van je plek aan tafel, is er iets veranderd. Dan neem je de dagelijkse riedel weer ter hand, maar dát gaat nog door, het gaat altijd door. De losse briefjes in huis vullen zich weer met half afgeschreven zinnen, ze worden neergeschreven inderhaast, terwijl je een was ophangt, iets hoort op de radio; een kind zegt iets. Een gedachte is soms net als een droom, die voor je hem kunt navertellen al vervliegt.
En intussen denk je aan de vrouwen die je zijn voorgegaan, die ook hoekjes zochten aan de randen van de dag; dat zijn er veel. Je denkt aan Sylvia Plath; zij schreef haar beste werk om 4 uur in de ochtend, haar twee heel jonge kinderen lagen in diepe rust. Je denkt aan Madeline Albright die aan haar proefschrift werkte in de nacht, om daarna weer brood te smeren voor de anderen.

En soms is er de gedachte: kon je maar, deed je maar. Met drank op iemand aanklampen, meegaan naar een vreemd huis en zien waar dat eindigt. Jezelf loszingen van dat wat je hier houdt. Maar je weet ook: wanneer jíj het spoor bijster raakt, dan loopt het in de soep, dan raakt iedereen uit de pas. En je doet dat niet, je zult het niet doen. Het stramien is nodig, het houdt je op de rit, en zorgt ervoor dat je dit kunt doen: dingen maken die er voor die tijd niet waren. Je zocht er niet naar, maar vindt ze wel.