De goede fee

Op zolder is het koud, slapen onder drie dekens en een zwart schaap met kleine krulletjes uit Zweden. Bij het aan- en uitkleden krimpen je borsten tot het formaat van die van een pubermeisje. Het raam is ondoorzichtig geworden, ijsbloemen zoals je ze lang niet gezien hebt. Het dunne laagje vormt een vlies dat de buitenwereld op afstand houdt. Eén heel klein gaatje, met gekartelde randen als een ster – daardoor kun je naar buiten kijken.
Het doet denken aan de sterren van wit papier die de jongste dochter in de middag knipt. Ze hadden dat in de klas gedaan, een kinderlijk enthousiasme kreeg hen pardoes in zijn greep. Er was nog papier over, ze mocht dat mee naar huis nemen van de juf. Kijk mam, als je het zo vouwt, en dan hier knipt… En dat je dan het vierkante papier openvouwt en er zo’n prachtige ijsster tevoorschijn komt. Je hebt ze met plakband op de hoge kast geplakt.

In de ochtend probeer je het kind bij te brengen dat een plas olie op de stenen vloer in de keuken voor levensgevaarlijke situaties kan zorgen, dat je zoiets altijd direct op moet lossen, met wc papier en heet water met zeep. En dat de dop niet goed op het pak melk in de deur van de koelkast zat, een hele plas was eruit gelekt, het zat overal. De koelkast, ook zo’n dossier dat je in je schoot geworpen kreeg. Een smerige koelkast, daar gruw je van. En intussen doe je er alles aan om te zorgen dat de woonkamer geen uitdragerij wordt. Spullenmanagement: daar heb je een dagtaak aan – al denk je soms dat jij de enige bent die daaraan hecht.

Een van de redenen om zo achterlijk vroeg op te staan: dat de ruimte beneden nog ongerept is als vers gevallen sneeuw. Nog geen voetstappen van andere mensen, maar precies zoals jij het graag hebt.

En in de avond wens je dat de goede fee komt. De fee die lijkt op de actrice die Laura Palmer speelt in Twin Peaks en die een heel kleine, maar belangrijke rol heeft in Wild at Heart*. In die film is ze een magische verschijning die met haar toverstaf zorgt voor een onverwacht happy end. Je wilt dat ze dat hier ook doet, dat ze na het eten de hele boel aan kant maakt.
Na een werkdag moe thuiskomen, dan is het al heel wat dat de gordijnen dicht zijn en de lichten aan, maar na afloop de hele riedel – dat lijkt haast te veel gevraagd. Je herneemt je telkens weer, natuurlijk, dat doet iedereen. Je bent zelf de goede fee die zorgt voor thee en soep, en die warme kruiken in alle bedden legt – het water koken in de waterkoker, en er eerst een plons koud uit de kraan in doen, anders kan het rubber gaan scheuren, en dan is het leed niet te overzien.
Je bent de goede fee die ervoor waakt dat de systemen in het huishouden, in dit kleine huis, gehandhaafd blijven. Alleen ga jij vaak vloekend en tierend rond wanneer je de chaos herstelt; het lukt gewoon niet om je kalmte te bewaren, op die momenten ben je met je verwarde grijze haar eerder een heks dan een fee. Dan zou je je het liefst uit de voeten maken, al dan niet op een bezem wegvliegen en hoog boven de huizen in het donker verdwijnen.

Maar na een ronde boven de daken kom je altijd weer terug. Dan kijk je door het kleine sterretje in het bevroren raam naar binnen. Op tafel branden vier kaarsen, een warm-geel licht schijnt je tegemoet. Een kind zit met een kleurdoos voor zich te werken. Geconcentreerd is ze bezig, op het papier ontstaat een vlinder met felgekleurde vleugels. En in de keuken staat nog een kind, een schort voor en twee pannen op het vuur. Ze bakt pannenkoeken, de ramen zijn beslagen. Dan roert zich iets van binnen, dan wil je erbij zijn, dan zorg je zelf voor een happy end.

* De serie Twin Peaks (1990) van David Lynch werd onmiddellijk een wereldwijde cult-hit, en werd in 1991 op de Nederlandse televisie uitgezonden. Kort daarna verscheen de film Wild at Heart die een minstens zo iconische status verwierf, en die behoort tot de klassiekers uit de filmgeschiedenis. Sheryl Lee speelt de rol van Laura Palmer en van de goede fee in Wild at Heart.

Het is warm en rond en af en er mankeert niets aan

Buiten zitten, een glas rode wijn; de drank die weldadig naar binnen glijdt. Een sigaar aansteken bij een klein lichtje; het werpt grillige schaduwen op de witte buitenmuur. Je denkt aan Connie Palmen, aan een interview met haar in Parijs*, de roes waarvan zij afscheid nam. Haar doorgroefde gelaat, een zware bril met een zwart montuur.
Je begrijpt dat heel goed, die behoefte te willen verdwijnen. Je neemt nog een slok – en hoe de alcohol dan door je lichaam trekt. De gezondmakende koude, de heldere hemel met een enkele ster, je trekt je vest nog wat dichter om je heen. Door het raam is het tafereel binnen zichtbaar. Kaarsen in wit-stenen huisjes brandend op de vensterbank. Een kind dat aan tafel met haar rug naar je toe zit te werken. Het is warm en rond en af – er mankeert niets aan.

De neiging voortdurend andere ruimtes op te zoeken: de keuken, de zolder, het plaatsje buiten bij de achterdeur. De chaos ontvluchten van het gezinsleven; het geluid, de troep, dat alles voortdurend wordt onderbroken. De schrijfplek aan het einde van de trap naar boven, naast de wasmachine, daar is het nu heel koud. Als je gaat zitten om te werken trek je handschoenen aan en een grijs vest dat volgens het oudste kind op een maliënkolder lijkt. Maar de vieze was voor de machine praat niet terug, die onderbreekt de eigen gedachtestroom niet steeds. Daar kun je je potlood slijpen en in het gele boekje schrijven.

Deze week was er geen tijd, zelfs niet voor één zin. Een doos werd beplakt met gekleurd papier. Hoe het karton een theater of een doolhof werd– het is haast magisch. De gedachten waren bij de anderen, bij een vers dat je schreef. Samen een spel maken en dan om de beurt een pakje uit de zak vissen. Een paar groene sokken, een kruik met een zak van schapenwol, en kaartjes voor het ballet.

En de volgende ochtend zijn de proppen papier van de grond geveegd, en hebben de surprises hun glans verloren. Dan zit je weer buiten met je vingerloze handschoenen, en met een muts op je hoofd van gekleurde wol die het jongste kind voor je haakte. Dan is het mistig, en zie je de volle maan door een sluier van mist, je warmt je handen aan de hete koffiebeker die dampt. Dan kijk je naar binnen bij andere mensen, als bij de wit stenen huisjes in de vensterbank. De troep, de chaos, het leven in huis dat je steeds wilt ontvluchten, dat is bij de andere mensen ook, al zie je dat van buiten niet. En dan is er opeens de gedachte: de middag met gevuld speculaas en warme choco en surprises en een vers voor iedereen. Je was erbij, je nam eraan deel, en het was rond en warm en af en er mankeerde niets aan.

* Brommer op Zee, 4 december 2022