
Als het van buiten op orde is.
Dat niets bevraagd hoeft te worden, dat het duidelijk is.
Er is een verhaal, zij heeft een verhaal.
Dat denk ik soms.
Als ik sta te koken.
Elke avond een uur in de keuken, de groente snijden, kruiden hakken.
Er staat peterselie op het plaatsje.
De handen het werk laten doen.
Hoe ik dan even naar buiten loop en naar de wilde wingerd kijk,
die zijn rode blaadjes openvouwt.
Het is koud,
mijn oude vest, het pilt ontzettend,
de minuscule blaadjes die tegen de muur gaan kruipen,
met hun kleine handjes.
Dan denk ik, vraag ik:
Hoe doet zij dat?
Ze heeft een verhaal, en zij ziet er goed uit, maar hoe doet zij dít?
Die twee kleine hummels op de bank.
En zij is zo moe,
elke dag, want ja.
Ze in alle vroegte afgezet,
een snelle kus
in haar strakke pak,
de dossiers.
Laat ze dan iets bezorgen?
Zo’n knul die met zijn oranje fiets voorrijdt?
En dat die kinderen dat later ook niet kunnen hè,
want zo gaat dat.
hoe moeten zij het weten
als ze het hun moeder niet zien doen.
Koken.
Of naaien, ik noem maar wat.
Dat ze werkelijk iets kunnen.
Bij het koken van een goede tomatensaus is het belangrijkste ingrediënt tijd.
Je moet meters maken om ze iets te leren.
Ook fietsen hè, en dan niet alleen rondjes op het pleintje.
Uren en uren, voor ze zelf door het verkeer,
voor ze veilig kunnen gaan.
Dat vráágt iets.
En dan is het soms saai en eentonig, zeker, dat is beslist zo.
Het vraagt tijd om werkelijk te zien.
Hoe het groeit. Hoe kleine handjes pakken, roeren, maken.
Wat er is.
Dat denk ik soms