
Je schaamt je er niet voor: seks hebben met je sokken nog aan. Het zijn heel mooie sokken van grijze wol met een wit motiefje erin gebreid. Over seks kun je pas schrijven als je vader dood is. Dus schrijf je niet hoe lichamen steeds beter passen; steeds ouder en toch mooier. Hoe de adem, heel dichtbij een zacht gezicht, gelijktijdig steeds zwaarder wordt. En dat je soms moet huilen nadien, hoe hij je dan over je wang streelt en aankijkt. Dat schrijf je allemaal niet, dan zou je je schamen – dat wil je niet.
En hoe je na daarna in een grote zwarte onderbroek heen en weer loopt door het huisje. Het is zo’n model dat oma’s dragen. Ze zitten heerlijk, in een strakke broek zie je ze niet. Hoe je in die onderbroek en verder niets meezingt met Ellen ten Damme, een vrouw die zich nooit lijkt te schamen. Ze zingt heel hoog, zo hoog komt jouw stem niet, maar dat kan je niet schelen. En je drinkt te veel en gaat lodderig kijken, maar het maakt niet uit, je schaamt je niet.
En je slaapt naast een radiator die heel veel geluid maakt, verontrustend geklots alsof het ding zal ontploffen. De wind loeit om het huisje. Je denkt aan de Titanic, je wordt misselijk van het klotsen. Je at vijf of zes reepjes Merci achter elkaar; die dingen vragen erom. Maar je schaamt je niet en je glijdt weer terug in de droom van net.
Dat je in een ruimte bent die je niet kent, met mensen die je niet kent. Het licht is zacht, de geluiden hard, je kunt niemand verstaan ook al is je gehoor uitstekend. Je staat tegen een tafel geleund, een half glas bier in je hand.
Aan de bar staat een vrouw in een rode jurk, een jurk die misplaatst is voor de situatie, maar hij staat haar geweldig en zij komt ermee weg. Zij lacht je toe en gebaart dat ze naar buiten gaat om te roken.
Buiten roken in een winderig portiek met een bloedmooie vrouw. In haar aanwezigheid word je een ander persoon. Iemand die veel lacht en onhandige dingen zegt, waar zij juist heel gevat is en veel weet. In haar aanwezigheid voel je dat je krimpt, en steekt jouw spijkerbroek vaal af bij haar glimmend rode jurk. Dus blijf je binnen, en je blijft niet lang.
Er was een situatie ontstaan. Je had haar nummer en stuurde berichten, dat werden er steeds meer. Tot zij het een halt toe riep, en ze jouw contact blokkeerde. Toen voelde je de warmte naar boven stijgen vanuit je decolleté tot het schaamrood je kaken kleurde. Je had niet gevoeld dat je een grens over ging. Je schaamde je kapot dat je het zo anders had ervaren dan zij.
Als je naast de klotsende radiator in het vreemde huisje ontwaakt, en hij nog ligt te slapen schiet je een vest aan en sluipt de kamer uit. Je drinkt koffie buiten in de gierende wind en probeert de droom van je af te schudden. Het is nog donker op het veld, alleen aan de linkerkant heeft iemand een rendier van lichtjes in de boom opgehangen, het ding knippert de hele nacht, je hebt medelijden met de vogels. Binnen zijn je handen en billen koud, je voeten versteend; je houdt je wollen sokken aan en kruipt weer in bed. Dan wordt de schaamte van de nacht uitgewist in de vroege ochtend.
