– een extra lange mid-winter editie

Je herinnert je* de eerste dag van het nieuwe jaar, hoe feestverlichting sierde nog de stad. Je feestelijk voelen. In een mooie jurk, de lippen gestift. Het wereldberoemde gebouw dat uitziet op het plein, de plaatsen op rij zeven, dat was midden in de zaal. Erbij zijn, want hij is erbij: zo blij en trots in de gevulde ruimte. Met alle mensen die speciaal gekomen waren, die er altijd zijn, het is een jaarlijks terugkerend feest. Zo duidelijk zichtbaar in het koraalrode overhemd, tussen de andere kleurig geklede zangers en blazers – het nieuwe jaar vieren en je verheugen op wat komen gaat.
Je herinnert je de woensdag, het was kort na een verjaardag, de slingers hingen nog. Er kwam een tekst binnen op je mobiel, het was heel vroeg in de ochtend, het was een naar bericht, je moest ervan huilen, de meisjes zagen het ook. Je vertelde wat er gebeurd was, en iedereen viel stil: met stomheid geslagen was niet eerder zo waar. Blijf maar thuis zei je, jullie hoeven nu niet naar school., we branden kaarsen en schrijven een kaart. Het geeft niet wat je schrijft, alles is goed, dat we aan haar denken, meer hoeft het niet te zijn. En je herinnert je buiten lopen met z’n drieën arm in arm. Elkaar goed vasthouden, en bewegen anders zet het zich vast in je lijf. Voorzichtig iets zeggen, wat zeg je in zo’n geval. Dat de nare dingen gebeuren, en dat je elkaar dan goed moet vasthouden, dat dat is wat helpt.
Je herinnert je een winters verblijf in een buitenhuis. Een klein wit huis met een ossenbloedrode vloer. De kleur doet denken aan een vorige bestemming, het was het slachthuis van de slager aan de overkant, de dode dieren hingen te versterven aan de balken onder het dak. Je herinnert je het terugtrekken in jezelf, je wilt iets creëren en dát is ervoor nodig. Het is nog winter, buiten is het koud maar je kunt op blote voeten lopen, de vloer is nu verwarmd. De aarde in zichzelf gekeerd, en zo ben jij ook: drie dagen niemand zien of spreken, bij thuiskomst een tekst die voldoet.
Je herinnert je de cyclus van het jaar, de jaren, en zij raakt nu verstoord. Er zijn maanden rood gekleurd, en maanden blijven wit. Dan voel je iets van hoe het kan zijn: een grondtoon van kalmte en onverstoorbaarheid, niet steeds zo uit het lood. Je herinnert je hoe het ging: van dieprood als van ossenbloed naar heel licht roze, een veeg in de lucht op een lentedag. En hoe het langzaam kantelt en kalmer wordt.
Je herinnert je de momenten in de vroege ochtend, altijd als eerste beneden, steeds hetzelfde ritueel. De gewoonte is in je lichaam verankerd en biedt houvast als het minder goed gaat. De lege tafel in een stille ruimte. De boeken die je leest, de teksten die je schrijft. Ondanks de twijfels hoe te beginnen, hoe verder en hoe eindigt het. Elke dag schrijven, iets komt er altijd wel uit!**
Je herinnert je een treinreis in het voorjaar met het jongste kind. Het is een reis naar een wereldstad heel ver naar het oosten, bij vertrek is het nog donker, in de tas voor onderweg zit zelfgebakken koek. Samen heel veel lopen, heel veel zien, en in de avond slapen in een groot bed met witte gordijnen en lakens van satijn. De lange haren van het kind als van een prinses op het witte kussen uitgespreid.
Je herinnert je een pied-à-terre net over de grens. Een piepklein terras in de avondzon. Hoe je drankjes verzorgde, het brood en de kaas op tafel zette en hoe daar plots een klein doosje met gouden letters bij stond. Hoe twee hartvormige oorstekers van geslagen zilver, ze waren speciaal voor jou gemaakt.
Je herinnert je een zomer met heel veel regen. Inslapen in een turquoise tent op een veld aan de rivier, op de melodie van vallend water. En hoe je de volgende ochtend koffie maakt op een lage stoel onder de luifel. Hoe groen het uitzicht dan is: diepdonker zomerse blad in alle tinten. En wolken hangen laag, zwaar van het vocht boven het water, het terrein verandert langzaam in een modderpoel. Kamperen lijkt dit jaar op overleven, maar je bent hier vrijwillig, je kunt zo weer naar huis. En dat je dan hier, in de regen ver weg van alles en iedereen, een gevoel van vrijheid ervaart waarin de mooiste zinnen ontstaan.
Je herinnert je dat het jaar kantelt, de dagen aan de randen korten, en dat het donker is wanneer je naar beneden gaat. Dat alles weer volgens het stramien van alledag verloopt. Muesli in witte kommen, het harde getik van lepels op de rand. Verse kruidenthee die wordt overgegoten van de pot met het zeefje in de thermoskan om heet te blijven. Boterhammen in trommels in tassen gestopt, inmiddels zijn er twee Eastpacks in huis, een roze en een blauwe. Geen zwart, neem geen zwart, dan vind je hem nooit meer terug als-ie kwijtraakt, iedereen heeft zwart!
Je herinnert je een doordeweekse ochtend nog in bed. Je had koffie gekregen, twee kussens in de rug, een luxe die je je heel soms permitteert. Je herinnert je hoe het oudste kind erbij kroop, nog in haar pyjama dicht tegen je aan. En dat dit lijfje van het grote kind, ze geeft zich over aan de omhelzing alsof ze nog een baby is, de ontspanning op het gezicht, de gesloten ogen. Dan is het half acht en springt ze eruit, zich adequaat door de wereld bewegen zoals ze zo goed kan.
Je herinnert je hoe je op de kortste dag van het jaar in de schemering naar de boekhandel fietst. Midwinterhoorns klinken in het oosten, een donkere man speelt klarinet op het plein. Je houdt stil om de klagelijke muziek te traceren en stopt twee euro in zijn mandje. Je zegt wat is het mooi, wat mooi hoe u speelt, je maakt een buiging om hem te bedanken, hij glimlacht verlegen, je weet niet of hij je verstaat. Gauw verder fietsen, boeken verkopen, de melodie klinkt de hele drukke dag nog na.
Je herinnert je dat je aan het einde van het jaar op een koude zolder probeert te schrijven over Liefde en Dood. Hoe je er geen vat op krijgt, de woorden niet vindt. Je staart uit het raam, de boom is weer kaal. Dan herinner je de dingen die je ziet als je echt kijkt. Het zijn de beelden die we zien, de verhalen die we vertellen, de liedjes die we zingen. Dat is wat overblijft – hoe het jaar niet ongezien voorbij gegleden is.
* Ik herinner me is de cultklassieker uit 1970 van auteur en kunstenaar Joe Brainard, over opgroeien in de jaren ’50 in Oklahoma en zijn leven in de jaren ’60 en ’70 in New York City. Als autobiografie was Brainards methode briljant eenvoudig: specifieke herinneringen opschrijven wanneer ze naar de oppervlakte van zijn bewustzijn kwamen, elk voorafgegaan door het refrein ‘Ik herinner me’. Het boek werd in 2022 uitgeven door Uitgeverij Oevers in de vertaling van Johannes Jonkers
Een mooie, fijne afsluit van het jaar!
⭐🩵
LikeLike