
Ook op dit soort dagen, als je de avond ervoor drie, dus geen twee maar wel drie glazen witte natuurwijn hebt gedronken, die kwam bij het goede eten in een Italiaans restaurant op de Haarlemmerdijk, dus niet de straat maar de dijk, dat is het tweede gedeelte, je had daarover gelezen en het kwam er daadwerkelijk van, wat meestal niet zo is, al had je de recensie bewaard in je agenda, toch komt het er meestal niet van, maar nu wel, om daar te gaan eten, en jullie keken elkaar aan alsof dat niet al vierentwintig jaar geleden, of misschien juist wel, en die heerlijke wijn die fonkelde in de glazen, na al die tijd nog steeds en steeds meer van elkaar te houden, en na de espresso die ook heel goed was, zonder melk of suiker, zo zwart en bitter en heet uit een heel klein wit kopje drinken met bruiswater ernaast, het was verder niet goedkoop, maar voor het water hoefde je hier niet te betalen – en na die bittere koffie op de ov-fiets naar het theater, door de stad die nog licht en vol van voorjaar, de iepen aan de gracht een waas van groen, vol voorjaar maar wel heel koud, ijzig koud, zoals april kan zijn, naar het theater voor Who’s afraid of Virginia Woolf, wat ergens toch een vreemde titel is, al weet je waar het vandaan komt, maar Virginia Woolf komt in het hele stuk niet voor, er wordt veel in geschreeuwd, direct in het begin en dan houdt het niet meer op, en je zag het toneelstuk eerder, toen voelde je meer overtuiging of wat was het precies, maar evengoed een heerlijke avond en na afloop door het donker naar het station en in de trein en naar huis en meteen in bed in slaap want je bent moe, echt moe het was heel vroeg die ochtend, dus geen puf of zin of puf om zin te maken voor iets anders dan slapen en dat gaf ook niet, dat wordt met de jaren minder erg, alles wordt beter met de jaren dat is zo fijn, en na dit alles pas wakker worden als de zon schijnt want de gordijntjes zijn stuk, al de hele winter, maar nu gaat het opvallen, de zon schijnt naar binnen als een felle lamp, als eerste beneden, het is een uur later dan normaal, en iedereen heeft het eerste uur of de hele dag vrij, koffiedrinken en de riedel voor het ontbijt, en er stond nog afwas van de avond ervoor, en van de weeromstuit de oven schoongepoetst, de toewijding voor het huishouden wordt kleiner, maar soms heb je de geest, en in de ochtend kun je nog wel de btw-aangifte voorbereiden anders volgen er boetes, en daarna naar de tuin fietsen voor de weekboodschappen bio-groente, de eerste rabarber van het jaar die zo van het land kwam waar je zo blij van wordt, en als je daarna tegen hem uitvalt omdat zijn spullen steeds rondslingeren zeg je ik beeldde me in dat ik Martha was, en dan toch even liggen maar het helpt niet, je valt niet in slaap en daarna ben je nog suffer dan ervoor en heb je nog minder zin om naar die borrel in Amsterdam te gaan, weer in de trein en weer een fiets, je moet erheen, je gaat nieuwe collega’s ontmoeten, je hebt geen zin maar je moet gaan dus je gaat en dan valt het ook mee, dat is altijd zo, ook op dit soort dagen.
* ‘Elke dag schrijven. Doet er niet toe of het slecht is. Iets komt er altijd uit.’ Dit schreef Sylvia Plath op 17 juli 1957 in haar dagboek. Uit: De dagboeken 1950-1962, 2004, de erven Sylvia Plath, uitgeverij De Arbeiderspers, 2005