
Op maandagochtend verstrikt raken in het web van praktische zaken, dan lekt de daadkracht weg. Diagonaal op het gebloemde dekbed gaan liggen met alleen een onderbroek aan en een oud hemdje zonder beha, verder lezen in Miranda July – op zo’n moment zit er niets anders op.
De naamloze hoofdpersoon in haar nieuwe roman* is van plan een reis te maken van Los Angeles naar New York, in haar eentje met de auto van west naar oost. Maar op de eerste dag strandt ze in een motel op een half uur rijden van huis, ze blijft daar ruim twee weken. Het begint ermee dat ze de sleetse hotelkamer renoveert. Dus niet alleen de meubels verplaatsen en een nieuwe sprei, maar ook: nieuwe gordijnen van chique stof, ander behang met een motief van dahlia’s en pioenrozen; zelfs de tegels in de badkamer laat ze vervangen. Dit alles gebeurt in een opwelling, ze was het niet van plan, maar het werkt inspirerend, op een heel specifieke manier.
Je rolt op je buik en kijkt de slaapkamer rond. Het valt je in dat het lang geleden is, minstens een jaar, dat deze kamer opnieuw werd ingericht. Je houdt daarvan, van de hele boel omgooien, dat was als kind al zo en is nooit veranderd. Niet speciaal de slaapkamer, maar alle kamers in huis, je doet het voortdurend, daar kijkt niemand meer van op.
Het zijn allemaal omtrekkende bewegingen – ook bij haar, bij het naamloze personage van Miranda July. Maar omtrekkende bewegingen zijn ook bewegingen, en alles is bedoeld om ruimte te maken. Niet stil blijven staan!
Schuiven met het piepkleine bureau dat voor het raam stond en altijd vol ligt: interviews met schrijvers, recensies over boeken die je nog wilt lezen maar nooit leest. Het bureau tegen de witte muur zetten, geen uitzicht naar buiten, dat leidt maar af. Annie Dillard beschrijft in haar verzamelde essays** dat haar werkkamer uitziet op een blinde muur, omdat ze anders haar focus kwijtraakt. Je hoopt dat het helpt. En onder het schuine dakraam schuif je de lange smalle tafel die van de kringloop kwam, je kreeg hem voor de helft, hij stond er al een tijd. Alle papieren en boeken, alles wat nodig is krijgt een plek, zo lijkt het heel wat.
Een nieuw perspectief creëren; het is een soort verhuizen maar dan zonder het gedoe.
Een werkplek laten ontstaat waar iets van uítgaat. Waar je in gedachten naartoe kunt gaan, ook als je ergens anders bent. Als je bijvoorbeeld boeken aan het verkopen bent, je opwindt over de btw. Dat je de volgende dag, of misschien ’s avonds al, terug kunt gaan naar die fijne nieuwe ruimte waar alles nog precies zo ligt als je het had achtergelaten, en waar de woorden vanzelf zullen komen. Dat je als een echte schrijver doordachte teksten schrijft waar je uren achtereen aan werkt. En hoe je dan later, de tekst geprint in nette stapeltjes op het bureau, hoe je dan in een comfortabele stoel bij het raam gaat zitten lezen. Het werk van vrouwen die je bewondert, het lezen in de oorspronkelijke taal, dat spreekt voor zich. Je wordt hier niet gestoord, en het zachte licht van de avond valt zo mooi in.
Je rolt weer terug op je rug, het boek vlak boven je ogen, scherpstellen gaat moeilijk, je trekt een frons.
Dan denk je: het gaat er niet om hóe het ontstaat. Het gaat om het zoeken, het tasten – en dat is niet lineair. Dat de nieuwe werkplek helpt valt niet te ontkennen, maar het procedé is hetzelfde, het blijft net als daarvoor. Van zinnen verzamelen waar en hoe je gaat, in je onderbroek tijdens het stofzuigen, de afwas, de was.
Het gaat erom de dingen te zién, te luisteren wat vanbinnen wordt aangeraakt. Een piepklein webje van een spin in de vroege ochtend, de minuscule druppeltjes glinsteren aan de fragiele draden. Een klein kunstwerk dat nog niemand zag. Waartoe het leidt, dat blijkt pas achteraf, soms jaren nadien. Zo traag als een slak voortbewegen. Maar ook traag bewegen is bewegen.
* Miranda July, All Fours, vertaald door Gerda Baardman en Lydia Meeder, De Bezige Bij, 2024
** Annie Dillard, Schrijversleven. Essays, vertaald door Henny Corver, Atlas Contact, 2022