
Op maandagmiddag naar de film gaan – dat helpt iets. Je te onttrekken aan het alledaagse, op te gaan in een andere wereld, en hoe die is vormgegeven, hoe worden die verhalen verteld. De beelden, hoe de randen vervagen, de muziek, je denkt Philip Glass en zijn naam glijdt op de aftiteling voorbij.
Het gezin ontvluchten omdat je thuis niet aardig bent. Zolang je niemand tegenkomt gaat het goed; in de ochtend als iedereen nog slaapt ontbijten werkt uitstekend. Maar als iemand je pad kruist dan flakkert er iets op vanbinnen, dan ontvlamt het. Je hebt het niet in de hand. Je kent de verhalen van vrouwen die hun gezin verlaten.
En al weken draag je onderbroeken van het oudste kind, de broekjes met een extra dik kruis van doorgestikte stof. Ze liggen in het schap van de periodeverzorging bij de Hema, ze zijn verkrijgbaar in alle kleuren. Vroeger streepte je de dagen met een rood potlood in je agenda aan, telkens vijf of zes rondjes, maar je bent ermee gestopt, het is zo grillig als het weer geworden. Het bloeden – je dacht dat het over was.
Het te laten lopen, dat is het fijnste. Hoe het op het witte porselein in de toiletpot drupt. Hoe een helderrood spoor op een vrouwenbeen. Een vlek als een klaproos op een lichte zomerjurk. Het is schitterend, het rood – pas als het bruin wordt verliest het zijn charme. Als de gebruikte tampons in het vuilnisbakje naast de wc, de doorweekte dikke maandverbanden, het dikke, het stroperige, diepdonker bijna als zwart, de slierten en de klonten die vanbinnen komen – als die na een paar dagen, een paar uur, afhankelijk van het weer, gaan ruiken. Dan ontstaat het bederf, dan wordt het vies.
En je vraagt je af, je hebt je dat al vaker afgevraagd, hoe het in godsnaam vroeger ging. Dat de schaamte als het misgaat niet veranderd is, maar hoe ze het deden vóór de tampons en het maandverband – de vrouwen die ons zijn voorgegaan.
Blijven tot het einde als alle namen op het scherm voorbij gegleden zijn, de lichten gaan aan. Als de vriendelijke jongen met het rossige haar die de kaartjes controleert, als hij komt om schoon te maken – je bent altijd de laatste die de zaal verlaat. En na afloop niet meteen naar huis, een spa rood drinken in een donker hoekje van de foyer, wat lezen in een verdwaalde krant, een NRC van een paar dagen geleden. En dan valt je oog op de kop van een artikel*, dan veer je op, een tekst over twee pagina’s in het midden van het katern. Mannelijke onderzoekers negeerden de uithoek van het menselijk leven, de associatie met vies was hardnekkig. Maar nu heeft iemand er wél onderzoek naar gedaan. Naar hoe het was en hoe het ging: de schaamte, het ongemak en het gehannes – al die decennia zonder de menstruatiecup. Zij heeft er het licht op te laten schijnen. Noem het geen uithoek, en noem het niet vies; de halve wereldbevolking heeft hier haar halve leven mee te maken. Het schitterende rood, de mooiste kleur die er is.
* ‘De halve bevolking moest zich schamen’, door Saskia van Loenen in NRC, 16 juli 2024