Stenen

Was het zo dat in de zomer de lange rit naar het zuiden ging, vertrokken voor de hitte kwam, in het uur van de wolf. Een witte auto zonder airco, raampjes die in de middag geopend werden. Dan waaide de warme lucht naar binnen, dan stak een zongebruinde arm naar buiten met een Caballero in de hand. En in de autoradio werden cassettebandjes met Beethoven afgespeeld – daar hield hij zo van. Herbert von Karajan en de Berliner Philharmoniker, alle negen symfoniën achter elkaar.

Of was het zo dat je in een fluorescerend groene auto gaat, die binnen koel blijft en een goede installatie heeft. Hoe elk jaar dezelfde cd uit de speakers schalt om hard mee te zingen als de auto de straat uitrijdt. En dat dan op de blauwe borden de vertrouwde steden voorbij flitsen. Nancy en Metz; van Dijon naar Lyon, en daarna naar het oosten. Bij Aire de Marmont de blauwe bergen zien, blauw tot aan de horizon, ze verdwijnen in de lucht erboven.

En was het zo dat het bruine tentdoek beschutting gaf, schaduwvlekken als je op het dunne matje lag. Een matje van oranje plastic met luchtbellen voor de isolatie, zoals bubbeltjes plastic om breekbare spullen in te versturen maar dan in het groot, het lag heel hard, je was nog jong. Naast je broer liggen in de bruine tent, slapen met oordopjes, hij praatte in zijn slaap.

Of was het zo dat de tent blauw met groen en een comfortabel luchtbed om op te slapen. En dat als je naar boven kijkt dat dan de bewegende takken van het dennenbosje, grillige schaduwen werpen op het katoen. Als je je ogen sluit is het alsof je dronken bent, je wilt dronken worden maar weet nog hoe dat vroeger was, je houdt je in. De ogen sluiten en dat de gedachtes vlak voor je slaapt zo helder zijn als een ijskoud bergmeertje. Zodra je wakker wordt is het verdwenen, dan weet je niet meer waarover het ging. Was dit alles een droom?

En was het zo dat je in het dorp halverwege de berg leerde om koffie te drinken in het kleine café? Als de broer nog lag te slapen, als iedereen nog sliep. Dan zachtjes de tent open te ritsen en weg te sluipen; van je zakgeld een cappuccino kopen en opdrinken op het terras. Een grote kom met een dikke laag schuim waarop de suiker in een dun laagje bleef liggen. Je bewaarde de zakjes en schreef er de datum op. En een tafeltje verder zat een andere vrouw. Met donker glanzend haar dat op haar schouders viel, een smal gezicht, een grote bril, en geen make-up. Zij zat er als jij in alle vroegte kwam, ze lachte je toe, haar handen om de koffiekop gevouwen, aan één vinger een opvallende zilveren ring.

Of was het zo dat je alleen nog maar espresso drinkt. Een klein kopje, het smaakt zo bitter als de puurste chocolade, in twee slokjes is het op. Als je dan in de ochtend naar de bergen kijkt zijn ze heel dichtbij, alsof je de sneeuw op de toppen kunt aanraken en het licht is zo mooi voordat de hitte van de dag de lucht doet trillen boven het veld dat langzaam verdort. Je vouwt je handen om het kopje, het is nog fris.

Was het zo dat je steeds naar het water ging. Dat je niet werd geremd door plicht of ambitie en uren aan de waterkant lag. Niet zwemmen, het water was te koud. Bruin worden als een echte Italiaanse, bij thuiskomst waren de vriendinnen jaloers. Je was jong en naïef en prachtig zonder dat je het wist.

Of was het zo dat je op tweeduizend meter hoogte naakt in het bergmeertje zwemt. Er zonder aarzelen in duiken, het water zo groen als toermalijn en zo koud als het ijs van de gletsjer die langzaam smelt. En na afloop aan het water te staan, het natte donkere haar dat tot op de schouders krult, een enkele streng zilver heeft zich er doorheen gevlochten.

Was het zo dat het tafelkleedje dat op de kampeertafel lag een motief van citroenen had. Het kwam van het marktje in het dorp beneden. Houtsnijwerk, servies van aardewerk, gehaakte tasjes en andere lokale snuisterijen. De vrouwen met de bruine gerimpelde gezichten en handen zaten daar op zaterdagochtend achter hun tafel onder de platanen op het plein. Elk jaar opnieuw, steeds meer rimpels en minder tanden, de rug gebogen. Het was een kleedje van wit linnen met de citroenen in kruissteek geborduurd langs de rand. Wanneer de kampeerspullen van zolder werden gehaald, dan trok er een glimlach over haar gezicht. Het hele jaar was ze het vergeten, de blijdschap om het kleinood terug te zien, terug te denken aan het moment dat ze het kreeg. Haar verjaardag viel altijd midden in de vakantie, ze is dol op citroen.

Of ligt er een rood kleed met een grote bloemen in felle kleuren op de inklaptafel bij de tent. Een kleed van plastic, het wordt per strekkende meter verkocht, in de avond neem je het af met een doekje. De sporen van de dag uitwissen als de anderen bij het washok de afwas doen. En daarna een citroenijsje eten, het is de enige soort die er is. Thuis houden ze er niet van, maar hier smaakt alles anders. En het rode kleed gaat eindeloos mee, het bleekt niet en hoeft niet te worden gewassen.

En was het zo dat de terugreis altijd eerder kwam dan gepland, en dat de auto extra volgeladen was, de rotsige stenen onder de bijrijdersstoel. Dan was de auto niet alleen heet, maar ook ontzettend zwaar. De mooiste keien werden meegenomen uit het meertje hoog in de bergen, een kleine beek mondde erin uit, er werden dammetjes gebouwd. De door het water glad geslepen exemplaren in lichte kleuren, ze gingen mee naar huis om in de achtertuin te leggen.

En is het nu zo dat je zelf ook stenen meeneemt naar huis, van elke wandeling één. De kiezelstenen die als schatten worden verzameld in een blik waarin crackers zaten. En dat je tijdens de terugreis opeens schoon genoeg hebt van de cd die elk jaar draait, dan zoek je op Spotify het nummer waar je steeds aan dacht, de hit van toen, het klonk in de supermarkt en overal. Je hield niet van citroenijs maar zij wel.

En als je thuis bent en je weer achter je schrijftafel zit, dan weet je eindelijk waarover het gaat. Dan denk je dat herinneren altíjd verzinnen is, de lacunes op te vullen met fantasie. Want ook non-fictie is fictie, en niemand weet werkelijk hoe het ging. Dan liggen de stenen als een souvenir op het bureau in de ochtendzon – en dit was geen droom.

Eén gedachte over “Stenen”

  1. Herinneren is altijd verzinnen…….

    Ik verzin en gezin in onze tuin, dat vele warme momenten naar ons toe brengt, lachen diep uit de hart, fijne gesprekken tot dat de zomerse sterren over onze licht dronken en blije hoofden, over het groen van de bomen,over de tent en meer en min slapende kinderen beginnen te glimmen.

    Het zijn warme nachten. Vol van gemeenschappelijk geluk. Kostbare tijd,die diep in mijn hart valt.

    Verzin ik.

    Like

Plaats een reactie