
Een caravan op een landje waar niemand is – daar droomt ze van. Een landje, een uitzicht, en dat het zonlicht in gouden banen door de bomen schijnt, eikels vallen op het pad, de ganzen vliegen over.
En als ze daar buiten zit in de avond, een veld dat bezaaid is met vrouwenmantel, het sterke plantje dat elk klimaat overleeft; van de bloemetjes kun je thee zetten die helpt bij menstruatiekramp. Als de stoel meedraait met de zon totdat het laatste licht van de dag tussen de bomen is het verdwenen. En als dan de schemering inzet, dan komen ze tevoorschijn. Dan hebben ze zich losgemaakt om te vliegen en laag over te scheren, vrij te bewegen boven het kleine veld. De fladderende wezentjes die overdag verborgen blijven. Onzichtbaar hangend aan hun pootjes, de klauwtjes aan de takken, verstopt in het groen. Buiten heel stil zitten in een houten stoel laag bij de grond, als het gras nat is van de avonddauw het fascinerende schouwspel zien terwijl het langzaam donker wordt.
Thuis probeert ze woordent te vinden voor wat haar overkomt. Hoe rauw en pijnlijk soms. Hoe ze huilend, dat het snot zich vermengt met tranen, ze veegt ze weg maar ze blijven komen, rode ogen, zo kan ze niet naar buiten. Het is lastig, haast niet uit te leggen hoe het werkelijk gaat. Dat de stemmingen zo grillig zijn als het weer. Grillig en onvoorspelbaar en hevig, als een vloedgolf die komt en alles meesleurt onderweg. Dat de zachtheid verdwijnt.
Het is een fase, ja ja, de grootmoeders zijn het alweer vergeten. Ze weten niet meer waarover dit gaat.
En zij zoekt de woorden. Alles komt rauw binnen vandaag, en niet alleen vandaag.
Misschien dat de intellectuele jonge vrouwen die hun feministische podcasts maken, boeken schrijven over het prille moederschap en het moderne gezin. Misschien dat zij tegen die tijd de samenhang zien. Als ze ook zover gekomen zijn.
Maar zij zoekt de woorden nú. De boosheid, de razernij om niets. Dat de yoghurt bij het ontbijt naar vanille smaakt, ze had het niet gezien, het stond in kleine lettertjes op de achterkant van het pak. Het doet denken aan een variant van slim fast, een ontbijtshake uit de jaren negentig die ontzettend smerig was. Of dat iemand steeds weigert de douche na het douchen met het trekkertje aan te trekken, de haren en de resten zeep, er blijft water achterin staan, een drabje dat glibberig wordt en gaat stinken, maar hij vindt het niet nodig, hij denkt dat het vanzelf overgaat en verdwijnt. En zij wil gillen, dat niets vanzelf overgaat in dit huis, er is niets dat zomaar verdwijnt!
En dan voelt ze het trekken het klauwen weer, iets heeft zich vanbinnen vastgezet, ze weet niet hoe het verder moet.
Ze droomt van de caravan op het landje waar ze niemand hoort of ziet en waar het zachter wordt. En thuis zoekt zij de woorden maar ze vindt ze niet.
* uit: Nuit Calme, een gedicht dat Lucas Rijneveld schreef voor de Volkskrant,
25 november 2023