
Ze slingeren rond. Ze dreigen weg te waaien in de wind het waait heel hard het raam staat open. De zinnen die op losse papiertjes. Met knijpers in kleine stapeltjes, ze met knijpers bij elkaar en vast te houden voor ze weggevlogen zijn.
Als ze in de middag. Te proberen hoe het ligt het nieuwe bed de nieuwe kamer. Althans: de kamer is niet nieuw maar wordt nu anders en dus nieuw gebruikt. Alsof ze op kamers gaat, op kamers in haar eigen huis ze viel in slaap.
Dat ze in een witte ruimte liep, als in een museum maar dan helemaal alleen, er waren geen mensen dat was vreemd, voor een museum was dat vreemd. En dat er lijnen waren gespannen waar kleine briefjes aan hingen ze bewogen langzaam in de lucht een eindeloze reeks aan eindeloze lijnen met eindeloos veel knijpers vastgemaakt een wereld van papier.
Hoe daar in godsnaam een eenheid van te maken, de angst dat het niet lukt, de urgentie van dit alles, wat staat er op het spel? Er is geen tijd! Een enkele zin! Geen tijd voor een compleet verhaal! De chaos in en om haar heen. En steeds meer draden, eerst licht doorzichtig groen dan donkerder tot bijna zwart ze raakt erin verstrikt zoals ze vaker – verstrikt te raken in de spullen de gedachten de briefjes overal ze weet niet hoe. En dan. Ze valt heel hard ze sliep heel diep. Wakker geschrokken en dat het uren later is het schemert al het heeft geregend.
Waar de spullen staan. Hoe je ergens zit. De woorden en hoe ze betekenis krijgen naast elkaar – het is de volgorde die ertoe doet, het doet ertoe, want het ritme, dat is ontzettend belangrijk dat wordt vaak onderschat.
Het bureau was nat geworden ze had het niet gemerkt het raam stond open. Het fineer bladderde al het wordt nu erger, het regenwater dat van buiten komt, het bladderde het is al oud. En de briefjes die geschreven werden in een donker huis toen iedereen nog sliep alleen op zolder brandde licht er stond iets op het spel.
Woorden zijn net spullen, een rode of een bruine koffer, het maakt uit waar iets staat. Het rood dat het massieve bruin doorbreekt, een donker vlak daar staat de kast. En in de koffer werden andere losse briefjes bewaard. De eerste letters woorden zinnen van een kind. Hoe een handschrift ontstaat een spoor trekt door een leven in een rode koffer opgeborgen boven op de kast. Er is geschoven net zolang, het is doordacht de juiste plaats het is doordacht want het ritme – de volgorde die het ritme bepaalt.
Maar over dit alles ging het nu niet. Niet over de kinderen maar over haar eigen briefjes en dat ze waren natgeregend een kletsnat bureau en dat ze een touw had gespannen net als in de droom van de hoek van de kamer naar de kast het handvat van de koffer op de kast. En ze waren met groene inkt geschreven de inkt die niet vlekt niet uitloopt onuitwisbaar is ze zijn er nog ze hangen te drogen. Met knijpers vastgemaakt totdat ze ermee verder kan.
En dan vraagt ze zich af wat er zou gebeuren. Het verlangen om alleen te zijn is soms heel groot. Ze leest schrijvers – pardon, het zijn auteurs, de schrijvers die worden uitgegeven zijn auteurs, ze wonen alleen, niet in een tuinhuis een paar dagen, maar afgelegen op het platteland en werkelijk alleen en wat er dan ontstaat. Als je verder kunt gaan als je niet onderbroken wordt, je laten meevoeren, een verhaal dat nooit stopt een heel verhaal niet slechts een zin. Dat zou ze willen weten. Een verhaal dat aaneengeregen wordt en niet stopt. Ze zou willen weten wat er gebeurt als niemand iets vraagt of zegt, wat zou er gebeuren als er niemand is die op je wacht.
