
Hij zit in de den tegenover, nog geen drie meter bij ons vandaan. Met een lijfje zo klein als het jong van een kat beweegt hij snel en behendig van tak naar tak. De staart die doet het hem, die maakt dat we blijven kijken: hoe hij haast vliegend door de lucht gaat met de vuurrode sliert achter zich aan. Minutenlang staan we in de woordloze stilte; onze slaap-warme ochtendlichamen heel dichtbij elkaar.
De avond ervoor zaten we op het bankje in de avondzon. We deelden een portie friet met kibbeling, en een klein flesje wijn. We genoten zoals wij dat kunnen; de vingers vet, onze monden zout. En we spraken over onze omgang met de aarde; dat we daar zo moedeloos van worden.
We zouden de aarde moeten verzorgen als ons eigen lichaam, maar we verwaarlozen haar. We zouden haar moeten koesteren, maar dreigen haar te vermorzelen in de zucht naar steeds meer. Tevreden zijn met het normale, dat kunnen we haast niet meer. Zien wat dichtbij is: een roos die uitkomt bij de voordeur. Doen wat gedaan moet worden: zelf je groenten snijden, niet voorverpakt uit een zakje, daar de tijd voor nemen. Zélf fietsen, zonder trapondersteuning. En vooral: voeling houden met de mensen om je heen, relaties weer betekenis geven. Het is allemaal normaal, het is vaker gezegd en lijkt zo eenvoudig, maar we weten het niet meer. We zijn de weg kwijt en de onverdraagzaamheid neemt toe.
We sliepen samen in de caravan, met gekleurde doeken bij wijze van gordijn. En ik sliep zoals ik thuis nooit slaap, heel lang en diep, toen ik wakker werd was de ochtend al begonnen. Dan doen we samen yoga, met blote voeten in het gras, en lijven die nog stram zijn van de nacht. En we drinken koffie en eten brood met veel jam. De eekhoorn kijkt toe. We zeggen nu niets meer, want alles is gezegd; een dierbare vriendschap is opnieuw bezegeld. Wanneer ik vertrek, op mijn geel-blauwe fiets naar het station fiets door het groen, draag ik ons samen met mij mee.
Thuis moet ik mijn gedachten nog even volgen. Op mijn schrijftafel staat een foto van mijzelf in de kleuterklas. Het lachende kind dat ik was, met een rond gezicht en een krachtig postuur, helpt mij eraan te herinneren de wereld opgewekt tegemoet te blijven treden.
Later hoor ik op de radio een lang interview met een vrouw*. Zij is mensenrechtenadvocaat, en zij is getrouwd met een schrijver die net als ik dol is op de puntkomma. Zij heeft geprocedeerd tegen Shell, ze heeft het opgenomen voor de mensen in Nigeria. Het heeft heel lang geduurd, wel dertien jaar. Maar soms lukken dingen, je moet vasthoudend zijn, blijven geloven in het goede en niet opgeven. Toen de zaak werd gewonnen was dit wereldnieuws, het was een doorbraak. Dat ze er niet altíjd meer mee weg zullen komen – dat is nu een feit. Het is een begin van iets.
* Channa Samkalden, in: Panorama Zondag (radio 4)
De wereld opgewekt tegemoet te blijven treden…. dat is een mooie zin en een mooi voornemen! Ik doe mee.
LikeLike
Mooi stuk weer, dankjewel!
LikeLike