
Hoe je huilt omdat je niet kunt schrijven, de hele week niet. Een lichaam dat oud voelt en pijn doet, bewegen doet pijn, je smaak smaakt ziek; hete thee in je mond is vooral heet. Dat je stilletjes op de bank zit onder een deken en voor je uit staart. Een enkele zin op een papiertje dat later kwijtraakt.
Hoe je huilt om het kind dat zegt dat je onberekenbaar bent. Omdat je een uur voor de familie-reünie afzegt, en de week erop heb je corona en zeg je de verjaardag ook af. We kunnen niet op je rekenen en je huilt de hele tijd. Een zieke moeder: dat is het ergste wat er is.
Hoe je toch boven de was ophangt, en dat dan Pergolesi klinkt op de radio. Je zong dat ooit zelf, tijdens een zangweek in de Provence. In de pauze studeerde je samen met een andere deelnemer de eerste drie delen van het Stabat Mater in. Het was ontzettend heet, jullie zaten samen over de bladmuziek gebogen. In de schaduw van het oude landhuis, de rug naar de muur van grote ongelijke stenen die koel aanvoelden.
Hoe de dag huilt, en hoe fijn dat is. Je kijkt naar buiten door het keukenraam, de kamperfoelie heeft zich om het dode hout van de druif gekruld. Druppels bungelen aan blad dat nog groen is. Grijze huilende dagen, geen onverbiddelijk schel zonlicht dat geel en rood blad doet oplichten, en dat naar buiten dwingt. Winterthee drinken op de bank en een kaars branden.
Hoe je je tanden zet in een stuk versgebakken brood. Eerst het deeg twintig minuten kneden, daarna drie keer laten rijzen en tussendoor nog weer kneden. Jij bent daar te lui voor, je houdt meer van Irish soda bread dat hoeft überhaupt niet te rijzen. Maar het jongste kind maakt dit brood graag, nadien voelt ze de spieren in haar armen branden. Wanneer het uit de oven komt, in de dikke plak bijten, de heel knapperige korst, hoe de boter erop smelt, gezouten boter – dat smaakt het beste, het smaakt weer! Met blote voeten op de koude keukenvloer staan, in je hand de plak brood. Hoe je dan.
Hoe je met het jongste kind op de oude roze bank zit en samen een Amerikaanse film kijkt.* Je huilt wanneer Julie Powell na een lange saaie werkdag op een kantoor, uit arren moede een chocoladetaart bakt voor haar vriend. Hoe ze in één beweging de kom uitschraapt met een pannenlikker en daarbij voor het eerst die dag verrukt kijkt. Hoe ze vervolgens zegt: I can write a blog, I have thoughts! En wanneer Meryl Streep een berg uien snijdt na haar eerste lesdag op Le cordon bleu. Meryl Streep sowieso, hoe ze het accent van Julia Child imiteert; hoe ze háár imiteert. Hoe ze op het einde van de film een contract bij uitgeverij Alfred A. Knopf in de wacht sleept als auteur van het eerste Franse kookboek voor Amerikaanse huisvrouwen zonder kok.
Hoe je, wanneer je er eindelijk wél toe komt je laptop tevoorschijn te halen en meer dan één zin neer te schrijven, wanneer je de boel de boel laat zoals een bevriende schrijver adviseert, en wanneer je op zolder de deur achter je dichttrekt en aan het werk gaat – hoe dan een verdieping lager de heldere zangstem van het oudste kind klinkt. Zij hoort niet goed, maar ze zingt heel zuiver. En dan en dan.
Hoe je aan het einde van de week, overdag, tussen schone lakens. De lakens zijn koud, je houdt je sokken aan, mooie wollen sokken met witte figuurtjes tegen een grijze achtergrond. Midden op de dag, buiten klinken stemmen, de ramen staan open, het is een zonnige dag, maar koud; samen weggekropen tussen de lakens. Hoe je dan, na afloop, het was zo lang geleden.
En hoe je voor het eerst sinds een week weer naar buiten gaat, naar de stad fietst. Langzaam fietsen, hij duwt je voort. Luisteren naar ijle vrouwenstemmen die loepzuiver zingen, heel helder en zonder vibrato. Hoe je dan, je houdt zijn hand vast en geeft een kneepje. Je sluit je ogen en vanbinnen huil je, met diepe uithalen en niemand die het hoort.
* Julie & Julia (2009), Nora Ephron
✨✨✨✨✨
LikeLike
Ik ben nog woordloos ontroerd!
Dank je wel, Ilja ❤️
LikeLike