
Koffiedrinken in de zon terwijl het jongste kind nog slaapt. Zij ligt in het hoge bed met een ombouw van donker hout waarover lichte doeken hangen. Een prinsessenbed waarin zij slaapt als een jonkvrouw, de haren wijd over het witte kussen uitgespreid. De zachte witte kussens, de witte lakens. De witte handdoeken die nat waren van het douchen, en die we in de avond als een extra gordijn over het bed hebben gedrapeerd. Het bed is enorm, het vult bijna de hele kamer.
Op blauwe fietsen de stad doorkruisen, allebei op een eigen fiets, de papieren plattegrond uit het gidsje in de hand. De grootste boekhandel bezoeken, er zijn etages vol boeken in alle talen en genres; de afdeling papier- en schrijfwaren is enorm. Ik koop een kleine rode vulpen voor het oudste kind, en een ronde koperen puntenslijper; er zitten twee gaten in voor verschillende diktes. We zien het silhouet van de Brandenburger Tor, dat scherp afsteekt tegen de grijze lucht. En we bezoeken één museum, en dat is ook heel groot. Het herbergt zoveel schatten uit de oudheid dat we Nefertiti missen; zij heeft een eigen kamertje, dat zagen we niet. Koffiedrinken in een hippe koffiebar, grote stukken maanzaadcitroencake eten bij wijze van lunch. We zitten er uren, we schrijven ansichtkaarten aan de oma’s en aan vriendinnen van vroeger.
Aan het einde van de middag de deur weer openen met een sleutel waaraan een geel autootje hangt. Dan slijp ik kleurpotloden uit het blikje in mijn nieuwe tas, het zijn dikke potloden van toen de kinderen nog kleurden. Dan ligt het kind weer opgekruld op het grote witte bed te lezen; de lichte doeken tussen haar en de wereldstad.
En de ochtend van vertrek sta ik vroeg op, het wordt hier eerder licht. Koffie maken in een witte kan, drie scheppen erin en kokend water opgieten. Een plas koude melk uit de koelkast. Alleen in de vreemde ruimte, die nog kaal is en leeg net als thuis. Proberen iets te zien van hoe het werkelijk is, het alledaagse in deze grote stad.
Dat is: voor de dag begint, voor het hier weer eindigt, met een geel autootje op zak een wandeling maken langs het kanaal. Het licht is nog zacht, de kleuren omfloerst. Een man met een verweerd gezicht en een sigaret in zijn mond lacht me toe. Hij leunt tegen de brug en zegt: Schön, na, diese Farben am frühen Morgen, en wijst hoe de zon het prille groen langs de oever doet oplichten. De mensen die al vroeg hardlopen langs het water. Hoge huizen in rood en blauw, in zachtgeel. De teksten op muren, op bruggen; graffiti is overal. Affiches voor evenementen en popconcerten. De tekst op een vuilniswagen Täglich grüsst das Murmülltier*.
En op de terugweg in de trein, als we stijf worden van de lange zit, en heel veel eten, en terwijl het langzaam donker wordt – dan lees ik de verhalen van Judith Hermann**. Haar debuut dat nieuw niet meer verkrijgbaar is. Een metrokaartje valt op de grond, ik raap het op, stop het tussen de bladzijden als boekenlegger, het zal erin blijven zitten en verdrogen als een bloem onder een presse papier.
* Und täglich grüsst das Murmultier: de Duitse vertaling van Groundhog Day, een Amerikaanse film uit 1993 waarin Bill Murray steeds dezelfde dag opnieuw beleeft.
** Judith Hermann, Zomertijd, Later, Uitgeverij Prometheus, 1999, vertaling Joke Gerritsen
Ha, ik zie jullie gaan. Prinsessen in Berlijn. XX. Mams
Verstuurd vanaf mijn iPhone
LikeLike