De takjes en de blaadjes

Onderweg wordt een playlist afgespeeld die zorgvuldig was samengesteld en die vrolijkheid brengt. De vrolijke opwinding van de straat uitrijden naar onbekende verten en blauwe luchten, zo ver naar het oosten als ze nooit zijn geweest. Ze weet dat het er mooi zal zijn en leeg en groen, de moerasspirea in de berm, de heuvels en de bossen, en dat er een zwembad zal zijn, de zorgeloze losheid van vrij te zijn aan de rand van het zwembad onder een parasol.

En het verhaal dat in de auto begon toen zij met dichte ogen op de bijrijdersstoel, en dat ze in het oude schrift met het donkerblauwe omslag wilde schrijven, ze heeft het in haar koffer gestopt vlak voor ze vertrok. Als ze haar ogen opent na een tijd, ze was echt in slaap gevallen, het was uren later, als ze haar ogen opent ziet ze vreemde letters boven een tankstation langs de snelweg een heel eind over de grens. Vreemde letters, een verhaal dat in de auto begon.

De blauwe letters schitterden in het licht en leken te zweven in de lucht. De hitte hing zinderend boven het asfalt van de parkeerplaats die groot en smerig was en overvol. En er stonden wel afvalbakken maar de troep puilde eruit, de deksels sloten niet goed. Lege kartonnen koffiebekers, sigarettenpeuken en half opgegeten broodjes. Mannen met lange prikkers in oranje hesjes, ze liepen verveeld heen en weer. Een laatste korte pauze, een plas op een groezelig toilet, het maakte niet uit, je troep opruimen of zomaar laten vallen, het maakte niet uit.
Een vrouw met een gebruind gezicht en een vale doek om het haar, een gedrongen gestalte in een blauw gebloemde jurk of jas, zij liep daar ook. Zij had ook een stok, zo’n grijpstok zodat je niet hoeft te bukken. Ze droeg geen oranje hesje maar een versleten jurk of jas, en háár maakte het iets uit. Het afval oprapen met haar grijper, iets proberen te verzorgen ook hier op deze plek waar men alleen op doorreis is. Er verschijnt een lach op haar gezicht als ze begint te praten, het gezicht dat zongerimpeld is breekt open. Een smerige berm, een tankstation waar niemand blijft, haar jurk is blauw, en ze doet wat bijna niemand ziet, ze doet het evengoed.

Als de playlist wordt hervat gaat het urenlang door, het zal nu niet lang meer duren, als de de pompende bassen uit de speakers schallen en de artiesten, ze krijsen hun longen uit hun lijf. De innerlijke pijn die niemand ziet. Als de witte letters op de blauwe borden, er in hoog tempo onderdoor te rijden. En de muziek die luid klinkt en energiek is en niet stopt, als de auto niet stopt, tot de camping, tot ze er eindelijk zijn, het volgende grensbord gepasseerd en als de snelweg overgaat in provinciale B, een weg die smal is en kronkelend steeds verder voert, een onbekend land met een onbekende taal en munt en de weg die steeds verder, de moerasspirea wiegend in de berm de wind, tot ze er zijn en dat dit alles naast elkaar bestaat.

De tent is blauw. De heerlijke grote tent die het hele jaar op zolder ligt, het blauwe, lichtblauwe tentdoek waar het licht zo mooi door schijnt, de silhouetten van de bomen, het geluid van de rits en hoe het doek ruikt, de regen buiten laat, en de wind die er geen vat op krijgt. In de middag op het luchtbed te liggen en de ogen sluiten, dat mooie blauw gefilterde licht en de eindeloosheid, een blauwe wereld twee weken per jaar, de wonderlijke vertraging die optreedt in de blauwe wereld en de tent die zo prachtig is.

In de bossen is weinig blauw, het graspad voert naar boven. Aan de zijkant een heuvel die steeds groter wordt, het eindeloze eentonige, de takjes en blaadjes er een voor een naartoe te slepen, het werk dat hier onzichtbaar wordt gedaan. Er zijn stemmen die zeggen dat het niet uitmaakt, dat je het saaie werk gerust aan een ander kunt overlaten; je er alleen voor quality time hoeft te zijn. Maar daar gelooft ze met de jaren steeds minder in. Het onzichtbare werk van de mieren, de takjes en blaadjes – elke dag weer. Erbij zijn om het diepste verdriet en het grootste geluk. Als er voor het eerst zelf een brood gebakken is, een tomatensaus die geweldig smaakt, een hemdje haken op de achterbank tijdens de lange reis naar het buitenland. Er zijn om het te zien. De ervaringen die steeds opnieuw worden herhaald en die je maken tot wie je bent.

Wie ben je geworden als de zon hoog aan de hemel staat en er geen schaduw is en het licht zo scherp en helder als het heldere water in het zwembad zonder kleur, de helderheid van het water dat blauw is als de strakblauwe hemel erboven. Aan de rand van het zwembad zitten rond het middaguur – ze was vergeten hoe heerlijk dat is. Het water uit het natte haar dat op de stenen drupt, op een badlaken zitten op het steen met natte haren, een lied van vreemde stemmen dat tegen de tegels weerkaatst.
De kinderen. De meisjes onderweg naar vrouw. De zorgeloosheid in het koele zoute water, het zout dat sporen op hun lichaam trekt. Een badlaken op de tegels, de eenvoud van het spel. Een ervaring die alleen op dit moment bestaat, bij het zwembad waar geen mieren zijn, zo los en loom en uitgelaten en gelukkig zijn.

En dan thuis. Wanneer de wasmachine non-stop draait op het ritme van de playlist die de soundtrack van die zomer was. Ze heeft de spullen opgeruimd, op zolder weggeborgen voor het volgend jaar. Dan denkt ze aan de mieren, de takjes en de blaadjes, het werk dat niemand ziet. Dan weet ze dat loskomen, toen het licht zo fel weerkaatste op het water, het land dat zich uitstrekte naar alle kanten en eindeloos was, de heuvels blauw in de verte waar ze de blauwe hemel raakten – de lome losheid, dat het alleen daar kon bestaan, één hete zomerzondag één langgerekt moment als de tijd geen einde kent.

Eén gedachte over “De takjes en de blaadjes”

  1. Heerlijk steeds mee te reizen met jouw verhalen.
    Ik ben beetje laat met reactie. Ik kan soms weinig tot mij nemen. Nu voor tweede keer gelezen. Alsof ik zelf op vakantie meeging. Fijn hoor hoe jij schrijft. Liefs en mooie dag. Je mam.
    Verstuurd vanaf mijn iPhone

    Like

Plaats een reactie