Groen en rood

Hoe je wakker werd van de regen, het was heel vroeg, maar wel al licht. Bij het opstaan rook het heerlijk. Je las een boek van een vrouw die een obsessie opvatte voor de kleur blauw, dat leverde korte onnavolgbare fragmenten op. Evengoed kreeg het boek een cultstatus. En er was de bundel met het groene omslag. Verhalen van een Duitse schrijfster over het alledaagse, sowieso een geweldig literair thema. Haar verhalen zijn erg goed, je leest ze langzaam.

Buiten groeit de druif met een overdadige hoeveelheid groen blad; de jonge takken reiken als lange armen over het plaatsje. De lucht is zo zacht dat je het nauwelijks voelt op je huid. En de dagen duren eindeloos.

Hoe je later de stad uit fietst, je gaat langs het water, zonder jas, je rok wappert in de wind om je blote benen. De bermen zijn heel groen en het Johanneskruid bloeit met kleine gele bloemetjes. De lucht is nog zwaar van al het water, zodra de zon schijnt is het heet en begint de bodem te dampen. Je trapt stevig en gaat steeds sneller, je bent onderweg naar de tuin om rabarber te oogsten. Onderwijl denk je aan blauwe boeken of groene boeken. En welke kleur heeft jouw boek eigenlijk? Zo rood als de stelen van de rabarber waar je jam van gaat maken?

En hoe je ten slotte de meisjes naar het station brengt, wanneer ze gaan logeren bij oma. Je fietst achter ze aan, met de zware rode weekendtas achterop. Zij gaan vooruit, met z’n tweeën op éen fiets. Vervaarlijk slingeren ze met lange armen en benen. Jij koopt de kaartjes en dan is er plots haast. Ze schieten door de poortjes, de tas op wieltjes achter zich aan, en weg zijn ze. Je staat daar en kijkt ze na, zij kijken niet om.

In de avond ga je naar bed, het is dan nog licht. Hoe de dingen onmerkbaar steeds verschuiven. Door de dag heen, door het jaar, de jaren. Een verdieping lager zijn de bedden leeg, het huis is stil, je ligt alleen. De Zanger komt straks, je valt in slaap.

Horloge

A.L. Snijders is maandag overleden. Hij zat zijn tweewekelijkse stukje voor de Berkelbode te tikken toen hij een hartaanval kreeg. Gestorven in het harnas zogezegd; hij was 83 jaar.

Mijn vader wordt binnenkort 74. Hij is te zwaar en drinkt te veel; ik hoop dat hij evengoed nog een tijdje bij ons blijft. We hebben er niks over te zeggen: de tijd verstrijkt en staat soms plotseling stil. We spraken erover in de keuken – altijd al ons gezamenlijke decor – over afscheid nemen van je ouders. Het is alsof je een stukje van je ziel afscheurt zei hij. Dan moet je daarna alleen verder. En zo hoort het ook.

Hij stuurde een sms: Kind, wij gaan een horloge voor jou kopen, voor je verjaardag. Kijk maar vast eens rond en noem een datum, dan kom ik naar je toe. Vlak daarvoor zag ik een film met Bill Murray die een horloge aan zijn dochter geeft. Ze krijgt het in een chique restaurant met zachte muziek en bij kaarslicht. De vader is in dit verhaal stiekem jaloers op de man van de dochter. Dat is in mijn leven bepaald niet het geval. Toch leek het alsof deze film de aanleiding vormde voor het gebaar.

We spraken af. Het was in december, het was heel koud, de straat was verlaten. Ik was zoals altijd veel te vroeg. In het steegje zette ik mijn fiets tegen de zijkant van de winkel waar de klokkenmaker huisde. Ik liep mijn vader tegemoet in de richting van de parkeergarage. Er waaide een gure wind, die zo door mijn wollen jas ging; het was heel grijs, de zon liet zich de hele dag niet zien. Om warm te blijven liep ik heen en weer, bewoog mijn tenen in mijn schoenen.

Op de afgesproken tijd kwam hij aanlopen. Het licht viel van achter, in de schemering was alleen zijn silhouet zichtbaar. Hij heeft een herkenbare loop, stevig en vastberaden; waarbij hij een klein beetje heen en weer wiegt. Zijn pas is nog altijd energiek. Hij had een muts op, die enigszins potsierlijk stond, en hij droeg een nieuwe jas. Onze begroeting was hartelijk, hij keek me opgetogen aan.

In de winkel waren we gauw klaar; ik wist al welk horloge het moest worden. Het was ongeveer zeventig jaar oud, van net na de oorlog. Uit Oostenrijk. Een vierkant model, met een eenvoudige stijlvolle wijzerplaat, prachtige cijfers. Een bruin leren bandje. Nadien dronken we koffie met koek, veel koek. Mijn vader houdt van snoepen, net als mijn oma vroeger.

Een half jaar later als de koude een vage herinnering vormt, en de klaprozen overdadig in alle bermen bloeien staat mijn klokje stil. Het is op de stenen vloer gevallen, waarna het onmiddellijk stopte: het was vijf over vijf en dat bleef het. De klokkenmaker had me gewaarschuwd: als dit horloge valt dan is de balans kapot, dat is een essentieel onderdeel in een mechanisch uurwerk, daarna is het niet meer te repareren. Dingen gaan kapot en niets is voor de eeuwigheid; het afscheid komt altijd onverwacht, maar soms is het te vroeg, en wil je het gewoon nog niet.

De deur kan nog niet dicht

Iemand zei dat mijn eigen ruimte niet groot genoeg is. Er was daar geen deur die dicht kon, het was onduidelijk waar de ruimte eindigde of begon. Nu staat mijn schrijftafel in een kamer waar een deur dicht kan; op het bureautje ligt een groene onderlegger omdat het blad afbladdert en ik splinters in mijn vingers kreeg. Na het ontbijt bak ik een bananenbrood, daarna snel ik naar boven; op de hielen gezeten door iets dat ik zelf niet snap. Ik trek de deur achter mij dicht, pak mijn potlood en begin. Waar het toe leidt weet niemand, of het iets is blijft twijfelachtig. Zelfs Sylvia Plath vroeg zich geregeld af: is het geniaal of waardeloos wat ik schrijf.

Ik had me al eerder voorgenomen te schrijven over het jongste kind, maar de aandacht ging steeds uit naar iets anders. Het onderwerp kiest zich vaak zelf, zo bleek telkens weer. Dat jongste kind dat zich aanpast, het is haar lot dat zij opgroeit in een gezin waar altijd iets aan de hand is. En soms barst ze uit als een vulkaan, dan stroomt het over. Ik moet dan denken aan het proefje in de klas: er waren bergen van klei gebouwd, en er werd iets met baksoda en kleurstof gedaan. Daarna kolkte het in felle kleuren, rood en groen, als lava stroomde de substantie naar buiten.

Ik wilde schrijven over het kind dat alleen met de trein naar opa en oma gaat. Dat wilde ze heel graag. Ik zette haar in Amsterdam af en zag hoe zich behaaglijk in de coupé nestelde. Ik zwaaide haar uit, de trein vertrok, daar ging ze. Het station was nog verlaten, de zon scheen fel onder de overkapping door naar binnen.

Over het kind dat een musical-workshop volgt in het theater in de stad. De ouders mogen niet mee naar binnen. Bij de deur nemen we afscheid, ze kijkt niet meer om. Na vier dagen wordt er een film van de uitvoering gestuurd. Op de achterste rij staat ons kind, ze kent alle teksten, zingt alle liedjes uit haar hoofd. Er werd gevraagd of ze al op de middelbare school zit; ze is tien.

En over het kind dat mij opzoekt op mijn werk. Hoe ze als het druk is zelfverzekerd tussen de mensen rondloopt, met het kleine blauwe tasje dat ze kruislings over haar schouder draagt. Mama, deze boeken wil ik nog lezen. Ze heeft het opgeschreven. Wanneer het rustig is laat ik haar een klant helpen, ze mag een boek inpakken, ze gloeit van trots. Overdag kan dit kind alles.

Maar in de avond kan ze niet kan slapen, dan ligt ze met haar ogen opengesperd te kijken naar het plafond. Het wordt heel laat, ze komt naar boven en kruipt met haar warme lijfje als een diertje tegen mij aan. Dan is ze zo vertrokken. Overdag kan zij alles, maar om te slapen heeft ze mij nodig. Dan kan de deur van de kamer nog niet dicht.