De dagen die lukken

De dagen die wél lukken. Urenlang Monopoly spelen op zaterdagmiddag; het antieke spel dat oma als kind voor haar verjaardag kreeg. De doos wordt met een groot zwart elastiek bij elkaar gehouden en de geldbriefjes zijn nog in guldens, ze voelen zacht van ouderdom. En dat er niemand gilt tijdens het avondeten, maar dat we elkaar laten uitpraten en een gesprek voeren. Dat we samen de afwas doen, terwijl het jongste kind piano studeert in de leskamer. En dat we daarna theedrinken met chocolade, één van de verjaardagsrepen die er nog zijn, pure chocolade met een mierzoete vulling van kers.

De volgende dag blijven de zinnen uit, je moet iets met je handen doen. Bij de kringloop kocht je een ovalen emaillen bak met een groene rand, er waren door de vorige eigenaar al gaten in geboord. Binnen op tafel het knutselkleed uitgespreid en de spulletjes erop uitgestald: een zakje tulpenbollen, en blauwe druifjes. En een rond bakje met narcissen die met hun wortels in elkaar verstrikt zijn geraakt, zoveel zijn er in het bakje gepropt. Heel voorzichtig maak je de tere witte worteltjes met je vingers los, zodat alle plantjes hun eigen ruimte krijgen. Je verdeelt ze over de plastic potjes die nog achter op het plaatsje stonden, die dingen bewaar je altijd voor je weet maar nooit. Met het lichtgroene schepje waarmee de meisjes vroeger speelden de tuinaarde uit de grote zak geschept, en over de emaillen bak en de kleinere potjes verdeeld. Je handen worden zwart, rouwranden onder je nagels. Je neuriet zachtjes, praat wat in jezelf. In de vensterbank brandt een kaars.
En dat er toch één vogel fluit op deze heel koude dag die zo grijs blijft. Er kwam regen naar beneden, het stopte niet meer, langzaam ging het over in natte sneeuw. Boven op het terras waar al het hout dor is en donker – daar lag een doorschijnend wit laagje in de potten en op de takken. Binnen kleur maken met bolletjes in een emaillen bak, er zit niks anders op.

Dat het niet niks is om een gezin bij elkaar te houden, dat het aanhoudende aandacht vraagt en veel geduld; dat je er moet zíjn, ook als ze ouder worden. Samen een spel doen op zaterdagmiddag. Ze leren koken. Dat ze zelfstandig een fatsoenlijk gerecht kunnen maken. Een goede tomatensaus – waarbij tijd het belangrijkste ingrediënt is – , soep van groenten of een schotel met bloemkool en kaas die troostrijk pruttelend uit de oven komt. Wanneer je na een lange werkdag door de natte sneeuw naar huis gefietst bent, staat er iets op tafel.

En als ’s avonds de afwas gedaan is, het aanrecht schoongeveegd, de vloer gepoetst en wat al niet – alleen de zware rode pan staat nog in het hete sop te weken. Dan opent zich plots een lege ruimte. Dan zet jij je op de koude zolder achter je schrijftafel en kijkt de duistere nacht in, waar in de verte lichtjes branden. Dan denk je: misschien is dit het wel, is dit waar het over gaat: als we elkaar de ruimte kunnen geven, zien wat de ander nodig heeft – dan redden we het samen, dan lukt de dag.

Alles wordt draaglijk als je er een verhaal van maakt

Op Oudejaarsavond drink je te veel en rook je sigaren in de buitenlucht; de anderen oefenen hun karaoke in groepjes verspreid door het huis. Zoals gewoonlijk trek jij je terug, en staart naar de hemel, waar een enkele ster zich laat zien en alvast een vuurpijl knalt. En een week later, op de dag na je verjaardag, kijk je in de avond opnieuw naar boven, dan wordt de lucht al iets lichter. Dan schrijf je op de achterkant van een gebruikt Yahtzee-papiertje voor het eerst in weken weer een zin. Je drinkt een glas perensap, de sigaren zijn op.

Met het jongste kind door de schemering naar school fietsen. De ramen lichten op in de verte, geel licht schijnt geruststellend naar buiten. Het kind haalt in de klas haar schoolwerk op, de juf is ziek, iedereen is ziek. Je wacht bovenaan de trap, aan het begin van de lange gang. Vertrouwde geluiden klinken uit de klaslokalen, het licht is ook binnen warm van kleur en niet te fel. De behaaglijke omgeving zorgt dat je ontspant. Daar staan, de kinderstemmen op de achtergrond; jassen en tassen hangen slordig aan de kleine kapstok voor je neus. Je ogen sluiten, eventjes.

Op het schoolbord de tekeningen, met gekleurd krijt zijn de prachtigste taferelen gemaakt. De B is een Beer, de R is een ridder, de S is een slang. Via de verhalen van de juf of meester wordt de verbeelding aan het werk gezet, en worden letters langzaam woorden die zinnen vormen. Elk lokaal zijn eigen verhaal, zijn eigen sfeer.

En toch, en toch. Ook hier kan een kind ongelukkig worden. Een jongetje is heel klein, met rood haar, zijn klasgenootjes torenen boven hem uit, ze zijn twee koppen groter dan hij. Een meisje met stevige kuiten, de kousen slobberen bij haar enkels, haar bril staat wat scheef. En een ander kind draagt al sinds de kleuterklas liefst jongens onderbroeken en is als de dood dat ze borsten krijgt. We weten het niet, het ontgaat ons hier ook. Iemand zegt iets naars, een tas wordt afgepakt, een kind dat elke pauze alleen bij het klimrek staat. Het is hier warm en fijn en geruststellend en toch en toch, ook hier gebeurt dat waar we zo bang voor zijn en dat we niet kunnen voorkomen.
Ook weer zoiets waar je als moeder niet op wordt voorbereid, hoe machteloos je bent als het eropaan komt. Dat een kind nooit wordt uitgenodigd voor partijtjes – om maar wat te noemen. Dat je zo je best moet doen om speelafspraakjes te regelen. Dat de dingen niet altijd vanzelf gaan, dat wist je heus wel, maar niet op die manier. En dat we onze kinderen niet kunnen behoeden voor het ongelukkig zijn – dat is het allerergste, dat snijdt door je ziel.

Weer thuis krijg je niets uit je handen, je loopt naar boven en weer naar beneden. Je gaat glazen potten uitkoken; appels en uien snijden. Dan doen de handen het werk en kunnen gedachten dwalen. Appels en uien, kurkuma en gemberwortel. De handelingen een voor een zorgvuldig uitvoeren – de helende werking die daarvan uitgaat. Het huis vult zich met de indringende geur van het mengsel en je bent de heks die in haar toverpot roert. Je kunt niet anders nu. Later vul je de hete potten met de gele massa, om kleur te geven aan winterse maaltijden op grijze dagen. Alles wordt draaglijk als je er een verhaal van maakt, dat zei een schrijver laatst op de radio*, maar welk verhaal is hier in godsnaam van te maken.

*Adriaan van Dis in: Mangiare, 12 augustus 2022

De goede fee

Op zolder is het koud, slapen onder drie dekens en een zwart schaap met kleine krulletjes uit Zweden. Bij het aan- en uitkleden krimpen je borsten tot het formaat van die van een pubermeisje. Het raam is ondoorzichtig geworden, ijsbloemen zoals je ze lang niet gezien hebt. Het dunne laagje vormt een vlies dat de buitenwereld op afstand houdt. Eén heel klein gaatje, met gekartelde randen als een ster – daardoor kun je naar buiten kijken.
Het doet denken aan de sterren van wit papier die de jongste dochter in de middag knipt. Ze hadden dat in de klas gedaan, een kinderlijk enthousiasme kreeg hen pardoes in zijn greep. Er was nog papier over, ze mocht dat mee naar huis nemen van de juf. Kijk mam, als je het zo vouwt, en dan hier knipt… En dat je dan het vierkante papier openvouwt en er zo’n prachtige ijsster tevoorschijn komt. Je hebt ze met plakband op de hoge kast geplakt.

In de ochtend probeer je het kind bij te brengen dat een plas olie op de stenen vloer in de keuken voor levensgevaarlijke situaties kan zorgen, dat je zoiets altijd direct op moet lossen, met wc papier en heet water met zeep. En dat de dop niet goed op het pak melk in de deur van de koelkast zat, een hele plas was eruit gelekt, het zat overal. De koelkast, ook zo’n dossier dat je in je schoot geworpen kreeg. Een smerige koelkast, daar gruw je van. En intussen doe je er alles aan om te zorgen dat de woonkamer geen uitdragerij wordt. Spullenmanagement: daar heb je een dagtaak aan – al denk je soms dat jij de enige bent die daaraan hecht.

Een van de redenen om zo achterlijk vroeg op te staan: dat de ruimte beneden nog ongerept is als vers gevallen sneeuw. Nog geen voetstappen van andere mensen, maar precies zoals jij het graag hebt.

En in de avond wens je dat de goede fee komt. De fee die lijkt op de actrice die Laura Palmer speelt in Twin Peaks en die een heel kleine, maar belangrijke rol heeft in Wild at Heart*. In die film is ze een magische verschijning die met haar toverstaf zorgt voor een onverwacht happy end. Je wilt dat ze dat hier ook doet, dat ze na het eten de hele boel aan kant maakt.
Na een werkdag moe thuiskomen, dan is het al heel wat dat de gordijnen dicht zijn en de lichten aan, maar na afloop de hele riedel – dat lijkt haast te veel gevraagd. Je herneemt je telkens weer, natuurlijk, dat doet iedereen. Je bent zelf de goede fee die zorgt voor thee en soep, en die warme kruiken in alle bedden legt – het water koken in de waterkoker, en er eerst een plons koud uit de kraan in doen, anders kan het rubber gaan scheuren, en dan is het leed niet te overzien.
Je bent de goede fee die ervoor waakt dat de systemen in het huishouden, in dit kleine huis, gehandhaafd blijven. Alleen ga jij vaak vloekend en tierend rond wanneer je de chaos herstelt; het lukt gewoon niet om je kalmte te bewaren, op die momenten ben je met je verwarde grijze haar eerder een heks dan een fee. Dan zou je je het liefst uit de voeten maken, al dan niet op een bezem wegvliegen en hoog boven de huizen in het donker verdwijnen.

Maar na een ronde boven de daken kom je altijd weer terug. Dan kijk je door het kleine sterretje in het bevroren raam naar binnen. Op tafel branden vier kaarsen, een warm-geel licht schijnt je tegemoet. Een kind zit met een kleurdoos voor zich te werken. Geconcentreerd is ze bezig, op het papier ontstaat een vlinder met felgekleurde vleugels. En in de keuken staat nog een kind, een schort voor en twee pannen op het vuur. Ze bakt pannenkoeken, de ramen zijn beslagen. Dan roert zich iets van binnen, dan wil je erbij zijn, dan zorg je zelf voor een happy end.

* De serie Twin Peaks (1990) van David Lynch werd onmiddellijk een wereldwijde cult-hit, en werd in 1991 op de Nederlandse televisie uitgezonden. Kort daarna verscheen de film Wild at Heart die een minstens zo iconische status verwierf, en die behoort tot de klassiekers uit de filmgeschiedenis. Sheryl Lee speelt de rol van Laura Palmer en van de goede fee in Wild at Heart.

Het is warm en rond en af en er mankeert niets aan

Buiten zitten, een glas rode wijn; de drank die weldadig naar binnen glijdt. Een sigaar aansteken bij een klein lichtje; het werpt grillige schaduwen op de witte buitenmuur. Je denkt aan Connie Palmen, aan een interview met haar in Parijs*, de roes waarvan zij afscheid nam. Haar doorgroefde gelaat, een zware bril met een zwart montuur.
Je begrijpt dat heel goed, die behoefte te willen verdwijnen. Je neemt nog een slok – en hoe de alcohol dan door je lichaam trekt. De gezondmakende koude, de heldere hemel met een enkele ster, je trekt je vest nog wat dichter om je heen. Door het raam is het tafereel binnen zichtbaar. Kaarsen in wit-stenen huisjes brandend op de vensterbank. Een kind dat aan tafel met haar rug naar je toe zit te werken. Het is warm en rond en af – er mankeert niets aan.

De neiging voortdurend andere ruimtes op te zoeken: de keuken, de zolder, het plaatsje buiten bij de achterdeur. De chaos ontvluchten van het gezinsleven; het geluid, de troep, dat alles voortdurend wordt onderbroken. De schrijfplek aan het einde van de trap naar boven, naast de wasmachine, daar is het nu heel koud. Als je gaat zitten om te werken trek je handschoenen aan en een grijs vest dat volgens het oudste kind op een maliënkolder lijkt. Maar de vieze was voor de machine praat niet terug, die onderbreekt de eigen gedachtestroom niet steeds. Daar kun je je potlood slijpen en in het gele boekje schrijven.

Deze week was er geen tijd, zelfs niet voor één zin. Een doos werd beplakt met gekleurd papier. Hoe het karton een theater of een doolhof werd– het is haast magisch. De gedachten waren bij de anderen, bij een vers dat je schreef. Samen een spel maken en dan om de beurt een pakje uit de zak vissen. Een paar groene sokken, een kruik met een zak van schapenwol, en kaartjes voor het ballet.

En de volgende ochtend zijn de proppen papier van de grond geveegd, en hebben de surprises hun glans verloren. Dan zit je weer buiten met je vingerloze handschoenen, en met een muts op je hoofd van gekleurde wol die het jongste kind voor je haakte. Dan is het mistig, en zie je de volle maan door een sluier van mist, je warmt je handen aan de hete koffiebeker die dampt. Dan kijk je naar binnen bij andere mensen, als bij de wit stenen huisjes in de vensterbank. De troep, de chaos, het leven in huis dat je steeds wilt ontvluchten, dat is bij de andere mensen ook, al zie je dat van buiten niet. En dan is er opeens de gedachte: de middag met gevuld speculaas en warme choco en surprises en een vers voor iedereen. Je was erbij, je nam eraan deel, en het was rond en warm en af en er mankeerde niets aan.

* Brommer op Zee, 4 december 2022