Vrouwen in het rood

Het gelaagde personage achtervolgt mij deze dagen, die ik niet thuis doorbreng. Ik reis met de trein naar het oosten en heb allerlei tassen bij mij, die gevuld zijn met boeken en kleren en eten. De trein van Deutsche Bahn brengt mij naar mijn bestemming; een reis naar de provincie met internationale allure. Onderweg lees ik in de dikke weekendkrant een interview met een vrouw die ervoor pleit dat Nederlandse vrouwen meer zouden moeten werken. Economische onafhankelijkheid is heel belangrijk. Naast het artikel een foto van haar in een knalrood broekpak. Als een rood stoplicht. Alsof zij wil zeggen: Ho, stop, zo kan het niet langer.
De trein passeert verschillende stations zonder stil te houden, en ik staar uit het raam de duisternis in. Mijn moeder was veel thuis, ik ben ook veel thuis. Wat betekent dat voor de toekomst van mijn dochters? Zadel ik hen ergens mee op?

Op het station van de provinciestad wacht mijn vriendin. Zij heeft haar rijbewijs gehaald, wat niet gemakkelijk was. Nu rijdt zij mij in haar elektrische auto moeiteloos over stille wegen, langs kale velden, door heel donker bos, tot aan de zessprong waar haar huis staat. In de kleine boomgaard achter het huis brandt in het gastenverblijf al een lichtje. Ik nam voor haar een stapeltje boeken mee met een geel touwtje eromheen, en een rogge-rozijnenbroodje. Maar de dankbaarheid voor haar uitnodiging, die mij gelegenheid biedt uit de chaos van het gezinsleven te stappen, is niet uit te drukken in wat dan ook – en dat weet zij.

Later zitten we bij het vuur in dikke vesten; boven ons een wijdse hemel met sterren, in de hand een glas rode wijn en een sigaar. Het zijn sjieke sigaren uit een echte sigarenwinkel, niet de dunne die ik van mijn moeder altijd krijg en die zij bij de supermarkt koopt. Wij verheugen ons in elkaars aanwezigheid, en delen onze verhalen. Over de rafelranden van het leven. Dat wat niet zo gaat als gedacht of gehoopt. Het moet niet te mooi worden allemaal. Gepolijst, dat wel, maar ook hier en daar lelijk. Bloed is helemaal niet erg.

In het gastenverblijf, dat nu dienst doet als schrijfhuisje, probeer ik mijn verhalen samen te brengen tot een geheel. Ongestoord te kunnen werken klinkt aantrekkelijk als je er van een afstandje verlangend naar kijkt. Maar in de praktijk wordt hier evengoed – net als thuis – een hoop tijd verlummeld. En ook hier worden de gedachten toch gemakkelijker op losse blaadjes geschreven, binnen de kortste keren ligt de ovalen witte tafel ermee vol. De luxe bestaat eruit dat ze gewoon kunnen blijven liggen, dat niemand er last van heeft, dat je een uur aan de rood-paarse babysokjes breit, en het schrijftafereel daarna precies zo aantreft.
Tussendoor lees ik een boek met een rood omslag. Het is het derde deel van een autobiografisch drieluik. De gedachten van de schrijfster gaan alle kanten uit. Over de huizen waarin we leven, wat er overblijft van het gezinshuis als je gescheiden bent en je dochters de deur uitgaan. Over waarom vrouwen in filmrollen meestal zo vlak zijn, waar mannen een keur aan onhebbelijkheden krijgen toebedeeld, en toch sympathiek blijven. Willen we als vrouw een gelaagd personage worden, dan moeten we onze schaamte naar boven halen; dat wat vies en misplaatst is laten zien. Hoe ik – tijdens een uitje met de klas van het jongste kind – door een andere moeder betrapt werd op de wc. Ik had de deur niet op slot gedaan. Zij trof mij, met mijn spijkerbroek op m’n enkels, de witte dijen op de wc-bril, kijkend op mijn telefoon. Wat was er in godsnaam zo belangrijk om op dit moment te bekijken? Maakt dit voorval mij gelaagd?

De maandag erna veeg ik in mijn eigen woonkamer het stof weer van de vensterbank. Het oudste kind heeft een allergie voor stof; dit moet gewoon gebeuren, het is een van de constanten in mijn leven, en niemand anders doet het. Het bevreemdt me dat ik nu nog steeds het gevoel heb dat de Vrouw in het Rood over mijn schouders meekijkt. Het jongste kind zei aan het ontbijt: Mama, ik denk dat er in jou heel veel kaboutertjes passen, maar jij bént geen kabouter. En zo is het.

Wanneer ik de dag erna in alle vroegte naar de boekhandel fiets, is de vrouw eindelijk verdwenen. Er staat een kerstboom in de etalage, daar moeten nog lichtjes in; eronder liggen de mooiste boeken van dit jaar. Langzaam wordt het licht. Als het weer donker is geworden, is mijn hoofd gevuld met de verhalen van anderen, eenmaal thuis buitelen de verhalen van thuis over elkaar heen. En de volgende ochtend is het helder en koud, en kan ik voor het eerst in weken onder de sterren mijn koffie drinken; de hemel heeft zich geopend. Dan werk ik aan mijn eigen lappendeken. Mijn verzameling kleine verhalen; woorden en zinnen die in kleine steekjes aan elkaar zijn geschreven. En daarna trek ik mijn rode wintertrui aan.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: